Sobibor
was voor Simon Soesan een blikseminslag
Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 11 mei 2020) (Met dank aan Louis Godschalk voor het toesturen van dit artikel)
Uiteraard
ben ik dankbaar. Dankbaar aan de geallieerden die een einde maakten aan de
afslachting van mijn volk. Maar bevrijd
zijn wij, de kinderen en kleinkinderen van de slachtoffers niet. Bevrijd
zullen we ook nooit zijn. Het is
onmogelijk je bevrijd te voelen wanneer je snapt dat het overgrote deel van de
Nederlandse bevolking gewoon meedeed – of niets ertegen deed – met het
verraden, verkopen, oppakken, transporteren en afslachten van mijn volk. Het is
onmogelijk je bevrijd te voelen wanneer je snapt dat 337 familieleden van je
beide ouders zijn afgeslacht. Het is onmogelijk je bevrijd te voelen,
als je diverse concentratiekampen hebt bezocht, waar niet alleen het duivelse,
niet alleen de verschrikkingen, maar vooral de menselijke aard van de moordenaars
zo duidelijk naar voren komt: de planning, de uitvoering en, later, het
verbergen van het bewijsmateriaal.
Razzia op het Jonas Daniël Meyerplein in Amsterdam.
Screenshot YouTube
Sobibor was voor mij een
blikseminslag. Ik heb heel wat kampen bezocht, heb heel wat gaskamers gezien,
inclusief de crematoria waar vaak nog levenden in de ovens werden gegooid. Maar
Sobibor versloeg alles, want dat was geen kamp. Er was onderdak voor “het
personeel”, meer niet. Treinen kwamen aan, loosden hun “vracht” en reden
achteruit snel weer weg om plaats te maken voor de volgende trein. De
aangekomen…wat? mensen?, werden ter plaatse vergast. Wie het niet tot aan de
gaskamers kon maken, werd in een grote, brandende kuil gegooid, vaak met
rolstoel of krukken en al. In Sobibor brak ik.
Ik geef lezingen.
Over Israel, over mijn familie en over Simon Caun, het broertje van mijn
moeder, naar wie ik vernoemd ben, omdat ik precies dertig jaar na hem op
dezelfde datum ben geboren. En als ernaar wordt gevraagd, dan geef ik antwoord:
ik vergeef het niemand. Ik vergeef de
ratten, die
naar Londen vluchtten en zichzelf “regering” noemden niet. Ik vergeef het de
NS niet, de politie niet, noch vergeef ik de buren uit de Dokstraat in
Amsterdam niet, waar mijn ouders woonden, dat ze alle eigendommen jatten en
niets teruggaven. Bevrijd
zijn wij nooit, wij nabestaanden van de slachtoffers. Ik ging al vroeg naar
Israel, omdat Nederland me gewoon “treife” aanvoelt. In Israel heb ik gediend
in het leger, het eerste Joodse leger sinds bijna 2000 jaar en – naast de
helden uit het Warschau-ghetto – de eerste georganiseerde Joodse
terug-sla-groep sinds het jaar 70.
Slechts in Israel vond ik mijn persoonlijke bevrijding. Nee, de Sho’a zal me nooit loslaten, en ik verzeker mij dat onze kinderen en kleinkinderen dit trauma ook zullen hebben, want we kunnen en mogen nooit bevrijd zijn van dit verraad, deze georganiseerde roof en afslachting. En de reden is omdat het niet voorbij is. Nog steeds wil men ons vernietigen en nog steeds kunnen de bedenkers van onze vernietiging rekenen op hulp van globale organisaties en diverse regeringen, inclusief de huidige Nederlandse groep van ratten, die zich nog steeds regering noemen. Het Internationaal Hof in Den Haag neemt zonder blikken of blozen een verzoek aan van een terreurorganisatie, die het bloed van tienduizenden Israëli’s aan hun handen hebben, om te kijken of Israel, in haar verdediging tegen terreur, zich misschien misdragen heeft en niemand, niemand die zijn mond opent.
Simon Caun
Nee, we zijn niet bevrijd, we bevrijden onszelf. We moeten, zoals gewoonlijk, voor ons zelf zorgen, want niemand komt voor ons op. Op 4 mei zal ik twee minuten mijn smoel houden. Niks zeggen. Uit respect voor het handje vol Hollanders die echt iets tegen deze krankzinnigheid hebben gedaan. Ik denk dan aan de familie Snellen, uit Sevenum, die mijn ouders en vele anderen jaren verborgen en zo hun, wij hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, het leven schonken. Ik denk aan mijn oom, David van Beetz, die als Jood terug vocht tijdens de bezetting en voor mij een held is en blijft. Ik kijk dan naar de foto’s van onze kinderen en kleinkinderen, allemaal veilig in Israel, allemaal Hebreeuws sprekend en allemaal gelukkig, en dank de Almachtige voor mijn beslissing Nederland zo snel mogelijk te verlaten. Niemand van hen zal ooit weten wat hun vader of opa allemaal heeft mogen doen om de Staat Israel veilig te houden, en daar denk ik niet aan, daar praat ik niet over. Bevrijding voor mij is de Staat Israel. In Nederland beter bekend als de grootste Jodenstreek ooit. Klik hier voor andere artikelen van Simon Soesan.
Franklin ter Horst
Terug naar : Inhoud