Door:
Franklin ter Horst (Aangemaakt:8 oktober 2000) (Laatste bewerking: 14 december
2022)
De
geschiedenis van Jozef in Egypte wordt door veel critici als ongeloofwaardig
afgedaan maar een groep Egyptische archeologen en onderzoekers hebben in
oktober 2009 een sensationele ontdekking gedaan die het bestaan van de
Bijbelse Jozef bevestigt. De Egyptische krant Al-Ahram meldde indertijd dat
archeologen bij verrassing een aantal munten hebben ontdekt uit de tijd van de
Egyptische farao’s. Sommige munten zijn uit de tijd dat Jozef in Egypte leefde
en dragen zijn naam en afbeelding.
De onderzoekers ontdekten de munten toen ze duizenden kleine
archeologische vondsten nakeken die in het Egyptisch museum liggen opgeslagen.
Wat de meeste archeologen voor een soort sieraden hebben gehouden, blijken in
werkelijkheid munten te zijn.Net als de munten in onze tijd, staat aan de ene
kant een tekst en andere kant een afbeelding. Een van de munten heeft een
afbeelding van een koe symboliserend Farao’s droom over de zeven vette koeien
en de zeven magere koeien, en de zeven jaren van graanovervloed en de zeven
jaren van droogte. Met de vondst van de munten is tevens de bewering van
sommige historici weerlegd dat er in de klassieke Egyptische oudheid geen
munten bestonden maar dat de handel slechts
bestond uit ruilhandel.
Afbeelding Jozef
De
boeiende geschiedenis van Jozef begint met zijn vader Jakob (Israël) die in het land der vreemdelingschap van zijn vader, in het land Kanaän woonde. De Bijbel maakt duidelijk dat Jakob bedreven was in
listig handelen, zoals o.m. blijkt uit de wijze waarop hij het
eerstgeboorterecht van zijn broer Esau wist te ontfutselen, zij het met de hulp
van zijn moeder Rebecca. Door zijn schoonvader Laban zal Jakob echter op
zijn beurt flink bedrogen worden. Jakob had zeven jaar gewerkt voor Rachel, de
jongste dochter, die hij hartstochtelijk liefhad. In zijn huwelijksnacht had
Laban er voor gezorgd dat Jakob met Lea in bed ging, wat hij pas ‘s morgens
merkte! Laban zei simpelweg dat het de gewoonte is dat eerst de oudste dochter
uitgehuwelijkt wordt! En Jakob werkte opnieuw zeven jaar voor Rachel.
Uiteindelijk kon hij met zijn twee vrouwen vertrekken. Uit moeder Rachel
worden Jozef en Benjamin geboren, beide zijn de lievelingen van Jakob (Israël).
Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem een
zoon van zijn ouderdom. Ook liet hij een veelkleurig gewaad voor hem maken.
Toen
zijn broers zagen dat hun vader hem meer liefhad dan al zijn broers, een Jozef
een paar dromen: de ene waarin de graanschoven van de broers buigen voor de
zijne, de andere waarin de zon, de maan en de sterren voor hem buigen, aan zijn
broers had verteld en uitgelegd, riep dat heftige jaloezie bij zijn
broers. (Gen. 37:1-5).Als Jakob hem erop uit stuurt om naar de welstand van de elders
weidende broers te informeren, besluiten ze hem te doden. Ze rukken hem het
prachtige kleed van het lijf, scheurden het en met wat bloed van een
geitenbokje lieten het door een gezant aan Jakob brengen om te simuleren dat
hij door een wild beest verscheurd was wat Israël in diepe rouw stortte. Hij is
ontroostbaar. Belangrijk is dat Jozef opzoek ging naar zijn broers. Ze
bekommeren zich niet om de pijn en angst in zijn hart. En wanneer ze zijn kleed
scheuren en met bloed bedekken om het naar hun vader te laten brengen,
denkt niemand aan de immense droefheid die dit veroorzaakt.
Hierin is hij een beeld van de Messias die veel later ook
op zoek ging naar zijn broers (Johannes 1:11). Zoals Jozef niet aanvaard en
erkend werd door zijn broers, zo was dit ook het geval bij de Here Jezus. Jozef
is in dat opzicht een beeld van de lijdende Messias. Op voorspraak van
Ruben werpen ze Josef in een droge put en stelt Juda voor hem voor twintig
zilverstukken aan een juist langskomende karavaan van Ismaëlieten te verkopen.
Genesis 37:24 De Ismaëlieten namen hem vervolgens mee naar Egypte waar hij als
slaaf werd verkocht aan een Egyptische hoveling. Ook uit andere bronnen blijkt
dat in die tijd een behoorlijke slaaf in het gehele Midden-Oosten 20
zilverstukken koste. In Egypte wordt Jozef verkocht aan Potifar, de overste van
de lijfwacht. Daar wacht Jozef allerlei ellende.
Jozef verkocht aan de
Ismaëlieten (1855 schilderij van Konstantin
Flavitsky )
De
vrouw van zijn meester Potifar wordt verliefd op hem maar ze beschuldigt hem van
het omgekeerde en ze sluiten hem op in de gevangenis. In Genesis 41 wordt de
ontmoeting van Jozef met de farao beschreven. Jozef werd door God gezegend en
dat viel de Egyptenaren op (Gen.39:3). De farao had een droom en de wijzen
waren niet in staat deze uit te leggen. De schenker herinnerde zich Jozef die
zijn droom had uitgelegd. Jozef verscheen vervolgens voor farao en legt hem de
droom uit. De droom hield in dat er zeven jaren van voorspoed en daarna zeven
jaren van hongersnood zouden komen. Jozefs voorstel was om iemand aan te
stellen die erop toe zou zien dat het voedseloverschot in de zeven jaren van
voorspoed zou worden verzameld en opgeslagen.
Farao erkende dat God dit allemaal aan Jozef had bekendgemaakt en
erkende eveneens de wijsheid die God aan Jozef had gegeven. Daarom kreeg Jozef
de taak om het paleis te besturen. Alleen Farao stond nog boven hem. Als
tekenen van deze bevoegdheid en hoge positie kreeg Jozef een zegelring om zijn
vinger, een gouden keten om zijn hals, linnen kleding, en een prachtige wagen.
Bij Jozefs benoeming tot eerste minister gaf de farao hem de Egyptische naam
Safenat-Paneach. Als echtgenote kreeg hij Asnat, de dochter van Potifera, de
priester van On. De uitreiking van de gouden keten was destijds een beloning
voor een bewezen dienst.
Overal
heerst hongersnood maar Jozef heeft grote voorraden voorzien. Tenslotte
komen ook zijn eigen broers noodgedwongen graan halen. Hij herkent
hen meteen, zij hem niet. Hij is bijzonder hard, beschuldigt hen ervan
spionnen te zijn, gooit hen in de gevangenis voor drie dagen en houdt
uiteindelijk Simeon in de gevangenis achter. Hij verplicht hen Benjamin, de
jongste en nu enige lieveling van hun oude vader mee te brengen. In wat een
trieste situatie zijn zij nu toch terecht gekomen! Slechts met de grootste
moeite krijgen ze Benjamin mee, nadat Juda zich voor hun vader Jakob
borg gesteld heeft.
Terug
in Egypte, mogen ze in het paleis van Jozef zelf komen eten en Simeon wordt uit
de gevangenis bevrijd en bij hen gebracht. Jozef laat
zijn broers precies op volgorde aan tafel zitten maar aan Benjamin
laat hij vijfmaal meer geven dan aan de anderen! Wat betekent dit toch
allemaal? Ze vertrekken met veel vragen en Jozef zorgt dat zijn beker in de zak
van Benjamin gestopt wordt. Als ze weg zijn laat hij hen overvallen en
beschuldigt Benjamin van diefstal en majesteitsschennis. Als teken van hun
diepste ellende scheuren ze hun kleren. En terug bij Jozef werpen ze zich plat
ter aarde voor hem neer. Dan neemt Juda het woord en legt uit dat Benjamin nu
de lieveling van hun oude vader is. Hij biedt zichzelf aan om in zijn
plaats als slaaf van Jozef achter te blijven en Benjamin terug te laten keren
om vader een enorm leed te besparen. Zo lang werd de spanning er in gehouden en
nu komt plots de verrassende ontknoping. Hij maakt zich bekend aan zijn
stomverbaasde broers en zegt: “Ik ben Jozef”.
Genesis 45:1-4 “Hij barstte in tranen uit en huilde zo
luid dat de Egyptenaren het hoorden en dat het ook in het paleis van de farao
te horen was. Hij zei tegen zijn broers: ‘Ik ben het, Jozef! Leeft mijn vader
nog?’ Zijn broers waren niet in staat antwoord te geven, ze waren verlamd van
schrik. ‘Kom toch dichterbij, ‘zei Jozef tegen hen, en daarop gingen ze dichter
naar hem toe. ‘Ik ben Jozef, ‘zei hij, ‘jullie broer, die jullie verkocht
hebben en die naar Egypte is meegevoerd.5 Maar wees niet bang en maak jezelf
geen verwijten dat jullie mij verkocht hebben en dat ik hier ben
terechtgekomen, want God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie leven te
redden. Geen verwijt. Geen beschuldigingen. Wát een bemoediging: het was Gods
plan.14 Daarop viel hij zijn broer Benjamin om de hals; beiden huilden.15 Jozef
kuste al zijn broers, terwijl hij zijn tranen van vreugde de vrije loop liet.
Pas toen waren zijn broers in staat iets tegen hem te zeggen.
Toen
Jozef zijn einde voelde naderen, zei hij tegen zijn broers: ‘God zal zich
jullie lot aantrekken’: Genesis 50:24-25 “En
Jozef zeide tot zijn broeders: Ik ga sterven; God zal zeker naar u omzien en u
uit dit land voeren naar het land, dat Hij Abraham, Isaäk en Jakob onder ede
beloofd heeft. En Jozef deed de zonen van Israël zweren: God zal zeker naar u
omzien; dan zult gij mijn gebeente van hier meevoeren.”
Jozef
liet het de zonen van Israël zweren, door te zeggen: met zijn omzien zal God
naar jullie omzien! God verliest je zeker niet uit het oog. Dit geldt ook voor
de toekomstige aflossing van Israël: “Ik
zal mijn belofte herinneren en niet vergeten. Ik heb u niet verlost tot nu toe
- niet omdat ik u vergeten ben, maar omdat de afgesproken tijd nog niet rijp
is, het aantal jaren nodig om u te verlossen is nog niet voorbij.”
Er
is nog iets opmerkelijks aan Jozefs laatste woorden. Wij horen ze opnieuw als
de echte Exodus aangebroken is. Eerst riep God Mozes om het volk uit Egypte te
leiden. Mozes was terughoudend. Hij was bang dat hij deze taak niet kon
volbrengen en dat het volk hem niet zou geloven. Dan zegt God tegen hem:
Exodus 3:16 “Ga heen, vergader de
oudsten van Israël en zeg tot hen: De Here, de God uwer vaderen, de God van
Abraham, Isaak en Jakob is mij verschenen en heeft gezegd: Ik heb terdege acht
geslagen op u en op wat u in Egypte wordt aangedaan.”
Volgens Joodse bronnen stierf Jozef rond 1450 voor Chr in Egypte.
Het was in die tijd de gewoonte dat een overledene werd ‘vergaderd bij zijn
voorgeslacht’, door te worden bijgezet in een familiegraf. Ook Jakob wilde het zo
(Gen.50:2-3) Van Jozef staat echter vermeld dat hij in een kist werd gelegd in
Egypte, wel met het oogmerk om later met zijn volk naar Kanaän te worden
meegenomen. En zo gebeurde het! Mozes nam het gebeente van Jozef mee uit Egypte
en Jozua begroef zijn overblijfselen na aankomst in het Beloofde Land, in
Sichem.
Jozua: 24-32 “Het
gebeente van Jozef, dat de Israëlieten uit Egypte meegevoerd hadden, heeft men
te Sichem begraven, in het stuk land, dat Jakob voor honderd stukken geld van
de zonen van Hemor, de vader van Sichem, gekocht had en dat de Jozefieten
verkregen tot een erfelijke bezitting.”
Graftombe van Jozef in Sichem; een
aquarel van David Roberts uit 1839.
Jozef, is het beeld van de komende Messias
Joden
realiseren zich, dat net als bij Jozef, de Messias zal komen bij Zijn volk en
Zich aan hen bekend zal maken. Een groot deel van hen had Hem afgewezen. Nu
komt Hij opnieuw en zal de verworpene zich aan hen bekend maken. Dan zal het
Joodse volk horen: "Ik ben Yeshua, jullie broer. Hij zoekt hen reeds zo
lang... “Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem echter zal ik
vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar mij
wenden, en over degene die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de
rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als het verdriet om een
oudste zoon.”
Zacharia 12:10 “Ik zal over het huis van
David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der
gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een
rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over
hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene.”
Klik
hier
de prachtige studie afkomstig van de site Jaïr-Bijbelstudies waarin de
parallelen tussen Jozef en Jezus worden uitgelegd.
Wij
kennen de komende Messias. Wij kennen Hem. Jozef huilde toen hij zijn broers
zag. Jezus huilde ook toen: “Toen Hij
Jeruzalem voor zich zag liggen over het lot van de stad.” Lukas 19:41 “En toen Hij nog dichterbij
gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar”.
Jezus
begon ook te huilen (bij het graf van Lazarus).” Johannes 11:35 “Jezus weende.” Jezus was de huilende Heiland. In deze ontroerende geschiedenis
van Jozef kunnen we reeds een overgang zien naar het nieuwe dat Jezus zal
verkondigen en brengen: van een leven van jaloezie, haat, geweld en
straf naar een leven van barmhartigheid, liefde, gave van zichzelf en
verlossing. Jozef was de voorafbeelding van wat Jezus heeft gedaan. “Ik zal
openbaren wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting van de wereld”
(Matthéüs 13, 35). Farizeeën brengen bij Hem een vrouw, die op overspel betrapt
is en zeggen Hem dat ze volgens de wet van Mozes moet gestenigd worden. Jezus
kwam echter niet om te veroordelen en te straffen maar om te redden: “Wie
van u zonder zonden is, moet dan maar het eerst een steen op haar werpen” (Johannes
8, 7). En ze druipen allen af. Hiermee maakt Jezus op schitterende wijze
duidelijk dat het kwaad en het geweld in ons eigen hart zitten. Hij is gekomen
om ons daarvan te bevrijden door zelf hiervoor de straf op zich te nemen.
Het
graf van Jozef ligt in Sichem waar Abraham zijn tenten opsloeg na aankomst in
het land Kanaän en waar de Here aan hem verscheen, bij de terebint van Moré.
Abrahams kleinzoon Jakob sloeg eveneens tijdelijk zijn kamp op bij Sichem. De
plaats speelde ook een bijzondere rol in de geschiedenis van Israël bij de
verovering van het land onder Jozua. Toen Jozua met de twaalf stammen voet aan
de grond had gekregen in het westelijk deel van het Beloofde land, trok hij met
hen naar Sichem, alwaar een grootse plechtigheid plaatsvond. Hier vervulde hij
de opdracht die Mozes hem geven had, om de zegeningen af te kondigen van de top
van de Gerizim en de vloeken van de top van de Ebal. Zes stammen stelden zich
op tegen de hellingen van de Ebal ten noorden van Sichem en zes tegen de
hellingen van de Gerizim ten zuiden van de stad. Toen richtte Jozua een altaar
op bovenop de berg Ebal en schreef op een stenen gedenkteken de wet Gods. ,,
Daarna las hij al de woorden der wet voor, de zegen en de vloek, naar alles wat
in het boek der wet geschreven stond”
Jozua 8:30-34 “Toen bouwde Jozua een
altaar voor de Here, de God van Israël, op de berg Ebal, zoals
Mozes, de knecht des Heren, de Israëlieten geboden had, naar hetgeen geschreven
stond in het boek der wet van Mozes; een altaar van onbehouwen stenen, die men
met geen ijzer bewerkt had; zij brachten daarop brandoffers aan de Here en
slachtten vredeoffers. En dáár schreef hij op de stenen een afschrift van de
wet van Mozes, hetwelk hij opschreef ten aanschouwen der Israëlieten. Geheel Israël nu, zijn
oudsten, de opzieners en zijn rechters stonden aan weerszijden van de ark,
tegenover de levitische priesters, die de ark des verbonds des Heren droegen,
zowel vreemdelingen als geboren Israëlieten, de ene helft tegenover de berg
Gerizim en de andere helft tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de knecht des
Heren, vroeger geboden had, om het volk Israël te zegenen. Daarna las hij al de
woorden der wet voor, de zegen en de vloek, naar alles wat in het boek der wet
geschreven stond.”
Ook
nu nog is de berg Ebal kaal en rotsachtig, terwijl de berg Gerizim groen en
vruchtbaar is. Begin 2006 is na 3249 jaar het graf opengesteld van Joshua bin
Nun en Kaleb bin Yusoef in de buurt van de plaats Ariël in Samaria. Joshua was
van de stam Ephraim en stierf op de leeftijd van 110 jaar.
Jozefs graf in Sichem is een getuigenis van Gods
belofte aan Israël aangaande hun rechten op het land. Sichem is één van de
steden die Israël aan het PLO-bewind heeft overgedragen zoals in de gesloten Oslo-akkoorden
in 1993 is overeengekomen. Sichem
wordt door de Arabieren Nablus genoemd. Als onderdeel van de Oslo-akkoorden
akkoorden was afgesproken dat het graf van Jozef door Israëlische militairen
bewaakt zou worden en het Joden en Christenen toegestaan was, het te bezoeken.
In september 1996 werden zes Israëlische militairen gedood en vielen er een
groot aantal gewonden toen terroristen van Arafats Fatah beweging een mislukte
poging ondernamen de bewaking van het graf over te nemen. Na de door Jasser
Arafat afkondigde 2e intifada op 29 september 2000, namen de
aanvallen op Israëlische doelen in alle hevigheid toe en werd het graf van
Jozef, plaats van dagelijkse ongeregeldheden.
Volgelingen van Arafat lieten hier de gewonde Israëlische soldaat
Madhat
Yusuf doodbloeden door ambulancepersoneel de toegang te beletten. In een poging de gemoederen te kalmeren
besloot de toenmalige Israëlische premier Ehud Barak daarop het leger bij de
tombe terug te trekken. Honderden uitzinnige barbaren, waaronder
politieagenten, trokken vervolgens naar het graf, beukten met mokers de muren
kapot en staken de bijbehorende synagoge in brand. Tweeduizend heilige boeken
werden verbrand en meer dan drieduizend jaar Joodse geschiedenis totaal
verwoest. Wat niet onder de slopershamer viel werd gestolen: computers,
aanrechten, en zelfs toiletpotten. Rabbijn Hillil Lieberman die een kijkje kwam
nemen omdat hij niet kon geloven wat er gebeurt was, werd op gruwelijke wijze
vermoord.
PLO-Arabieren verwoesten graf van Jozef
in het Bijbelse Sichem in september 2000.
Jasser
Arafat haastte zich voor de tv-camera’s te verontschuldigen en verklaarde dat
de boel weer snel zou worden opgeknapt. Maar in plaats van het beheer weer aan
Israël over te dragen, liet hij het gebouw groen schilderen en omdopen tot moskee.
Volgens PLO-woordvoerder Abu Talal Nasar
,,is het graf ten onrechte door de Joden
aangemerkt als het graf van Jozef. Hij zou nooit in Palestina zijn
geweest en dus ook niet begraven. Hij woonde in Egypte en is daar ook
begraven.” Het bewind in Ramallah beweert echter dat het lichaam van Jozef
begraven ligt bij dat van de patriarchen in Hebron. In het graf in Sichem
liggen opeens de beenderen van een moslim genaamd Sjeik Yusuf Dukat, die rond
1850 zou hebben geleefd. Merkwaardig dan dat Arafats volgelingen het graf van
deze sjeik hebben vernield!
Op
19 februari 2003 ontdekte Rabbi Yisrael Weiss dat de twee meter grote steen die
het graf van Jozef bedekt, praktisch geheel was vernield. De omgeving van het
graf lag vol met vuilnis en auto onderdelen. Op 11 februari 2008 deden een
groep Arabische vandalen opnieuw een poging het graf te verwoesten. Op 16
september 2010 heeft het graf van Jozef een nieuw dak gekregen. Honderden
mensen waren in de gemeenschap van Mitzpe Yosef aanwezig om de verwoesting van
tien jaar geleden te herdenken.
Op 23 januari 2013 werd Jozefs graf opnieuw ernstig ontwijd. De
groep van ongeveer 2500 Joodse pelgrims vertelden aan de Israëlische krant
Ma'ariv dat de Joodse heilige boeken waren verbrand, meubels vernield, het
stonk er naar urine en er was duidelijk geprobeerd het gebouw in brand te
steken. ,,Alleen barbaren zouden zulke verschrikkelijke dingen doen bij een
dergelijke heilige plaats” vertelde de plaatselijke Joodse leider Gershon
Mesika aan de krant. ,,Israël kan niet langer toelaten dat zijn heilige
plaatsen ongehinderd worden ontheiligd.” De internationale gemeenschap zwijgt
in alle talen over deze voortdurende misdaad vol haat en het ontbreken van
godsdienstvrijheid voor Joden die bij dit Bijbelse gedenkteken willen bidden.
In oktober 2015 werd het graf van Jozef door een bende
Palestijnse barbaren in brand gestoken. De aanwezige Palestijnse
‘veiligheidstroepen’ deden niets om deze aanval te voorkomen.
Jezus komt
Franklin
ter Horst
Terug naar: Inhoud