Het nieuwe Jeruzalem

 

Door: Franklin ter Horst. (aangemaakt: 02-05-2019)

Met dank aan het Bijbelstudieteam Jur van Calkar en Simonida Dijkhuis-Nijhof voor hun medewerking aan deze Bijbelstudie.

 

Openbaring 21:15-16-17 “En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur. En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok: twaalfduizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk. En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is.

 

In de 12.000 schuilt de 12, zowel wijzend op de apostelen (zonder Paulus die niet tot de twaalf behoorde en met Matthias die in de plaats van Judas Iskariot werd gesteld), als op de stammen van Israël. De 144 ellen hoge muur doet sterk denken aan de 144.000 verzegelden uit de stammen van de kinderen Israëls, de gelouterden uit de grote verdrukking. De twaalf poorten zijn ook weer een getal van volheid. Zij zijn voortdurend geopend, naar alle windstreken, maar zij worden bewaakt door twaalf engelen, waarschijnlijk met het oog op het gegeven dat niets wat onrein is de Stad mag binnenkomen. De poorten zijn er om het kwade buiten te houden, maar ook om het goede binnen te laten, namelijk hen die geschreven staan in het boek van het leven van het Lam.

 

Openbaring 3:12 “Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.”

 

De poorten en de maten van de stad doen denken aan een kubusvorm. Ook het Heilige der Heiligen in de tabernakel had een kubusvorm. Zoals bij de indeling van het aardse Jeruzalem bij de verdeling van het erfland in het messiaanse rijk, zijn er in het Nieuwe Jeruzalem vier maal vier poorten, aan elke zijde van de muur drie, dragende de namen van de stammen van de kinderen van Israël. De zegeningen zullen in eerste plaats bestemd zijn voor het uitverkoren volk dat het middelpunt van de aarde en van het koninkrijk zal zijn. De stad is zo gelegen dat haar zegeningen over alle stammen van Israël kunnen worden uitgestort. Bij Ezechiël worden namelijk de stammen van Israël bij bepaalde poorten genoemd:

 

Ezechiël 48: 30 t/m 34 “En dit zijn de uitgangen der stad: aan de noordzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, – de poorten der stad dragen de namen der stammen Israëls – drie poorten op het noorden: een Rubenpoort, een Judapoort en een Levipoort; aan de oostzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Jozefpoort, een Benjaminpoort en een Danpoort; aan de zuidzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Simeonpoort, een Issakarpoort en een Zebulonpoort; en aan de westzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, eveneens drie poorten: een Gadpoort, een Aserpoort en een Naftalipoort.

 

De merkwaardige opmerking over mensenmaat die engelenmaat is wijst er op dat de schaalengel niet met hemelse maten, maar hier duidelijk met de mens bekende en reële maten rekent. De gouden maatstok en de nadruk op de menselijke maatstaf zouden niet op deze wijze onder de aandacht zijn gebracht, als de hemelstad figuurlijk of allegorisch zou moeten worden opgevat. De enorme afmetingen-alles in onze categorieën van denken- wijzen op een ontzaglijke inhoud en –ook weer in aardse inhoudsmaten gedacht- dit herinnert aan het woord van Jezus/Yeshua:

 

Johannes 14:2 “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden…”

 

1 Petrus 1:3-4-5 “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd”

 

Het is onmogelijk ons een voorstelling te maken van “het vierkant liggen”van het Nieuwe Jeruzalem. De vorm is gelijk aan het heilige der heiligen. De stad zal ongetwijfeld een realiteit zijn, zichtbaar en met maten die gegeven zijn, maar gaat onze verbeelding ver te boven. Vast staat dat het Nieuwe Jeruzalem van een onvoorstelbare pracht en majesteit moet zijn, want het is een bouwwerk niet met mensenhanden gemaakt want de Bouwmeester is God.

 

Openbaring 21: 18-19-20-21 “En de bouwstof van haar muur was diamant; en de stad was zuiver goud, gelijk zuiver glas. En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het tiende chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist. En de twaalf poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit één parel, en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.”

 

Er bestaat een vergelijking met de edelstenen met betrekking tot het borstschild van de hogepriester en Ezechiël 28. Klik hier voor de link. 

 

De gedachte aan een uit edelstenen gebouwde en met juwelen bezette stad wordt al gevonden bij Jesaja:

 

Jesaja 54:11-12 “Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik grondvest u op lazuurstenen, Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen.”

 

De overeenkomst van de edelstenen, waarmee de twaalf fundamenten versierd zijn, met de borstlap die door Aäron als priester werd gedragen, wijst ook op Israël.

 

Openbaring 21: 22-23-24-25-26-27 “En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam. En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn; en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden. En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.”

 

Johannes mag ook zien hoe het Nieuwe Jeruzalem er van binnen uitziet.  Wat hem kennelijk verrast is dat hij geen tempel ziet. Een Jeruzalem zonder tempel is voor Gods volk totaal ondenkbaar, dus een Nieuw Jeruzalem zonder tempel valt nauwelijks te bevatten. Maar dan blijkt hem dat een tempel als gebouw, als teken van Gods aanwezigheid, hier helemaal niet meer nodig is, aangezien God, de Almachtige Zelf de tempel is ,samen met  het Lam. Hier is de directe aanschouwing van God. Van aangezicht tot aangezicht! Was de tempel voor Israël in het oude Jeruzalem een enorm gemis, in het Nieuwe Jeruzalem is dit gemis van een stoffelijk tempelgebouw haar grootste glorie, daar God Zelf en het Lam de tempel vormen. Het zien van God betekende ten tijde van de Exodus de dood:

 

Exodus 33:20 “Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven.”

 

Maar in het opstandingslichaam baden de heiligen zich in de heerlijkheid van God en het Lam.

 

Deuteronomium 5:24 “Zie, de Here, onze God, heeft ons zijn heerlijkheid en zijn grootheid getoond, en zijn stem hebben wij gehoord uit het midden van het vuur; op deze dag hebben wij gezien, dat God spreekt met een mens, en dat deze toch in leven blijft.”

 

In deze wonderstad wonen alle gelovigen, die van Israël en de gelovigen uit de volken, die door God binnen Israël geplaatst zijn. In onze tijd is er sprake van “christenen en zelfs “christenlanden” maar dat heeft niets te maken met ware gelovigen. De geschiedenis van het “uiterlijke” christendom is meer dan beschamend, de ware gelovigen natuurlijk daar gelaten. Wat in de Naam van Jezus/Yeshua geschiedt is hemeltergend. Dan gaat het niet alleen over de geschiedenis van de kerk van Rome, met de monsterlijke moordpartijen van de Inquisitie, die in naam van Jezus/Yeshua werden uitgevoerd. De kerkgeschiedenis is er vol van. Daarnaast zijn er boeken vol te schrijven over de meer subtielere zonden van het christendom die tot op de dag van vandaag voortduren. Dwaalleraren die onwetende gelovigen op valse sporen zetten en dat allemaal doen met de vrome schijn van rechtzinnigheid. Kerkleiders die heulen met de Mammon, heulen met occulte organisaties en heulem met de islam . Wij hebben daar uitvoerig verslag van gedaan in onze nieuwsbrieven.

 

Zoals Jeruzalem het centrum van Israël was en in het messiaanse rijk het centrum van de wereld, zal het nieuwe Jeruzalem het hemels wereldcentrum zijn. De hele mensheid zal voortdurend geïnspireerd worden vanuit de hemelstad en wat nog niet genezen is, zal genezen worden door de bladeren van de levensboom. De volken zullen hierdoor genezen en steeds volmaakter worden, een proces wat reeds in het messiaanse rijk begonnen was, waar de bladeren van de levensboom- langs de beek die uit het aardse Jeruzalem ontsprong-dezelfde genezende functie hadden.

 

Zo intens is het licht dat uitgaat van God dat de zon en de maan niet meer nodig zijn om de stad te beschijnen. De uitdrukking “koningen der aarde” heeft steeds een negatieve betekenis gehad. Het zijn de koningen, de machthebbers die zich tegen God en het Lam verzet hebben, die gehoereerd hebben met de grote hoer Babylon. Met het oog hierop is het niet aannemelijk dat de koningen genoemd in vers 24, tevens een heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem zullen zijn.

 

1 Samuel 8:6-7 “Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat aan Samuël, en hij bad tot de Here. De Here zeide tot Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn.”

 

Vast staat dat de koningen der aarde, die prooi worden van de grote maaltijd Gods (19:17-18) niet dezelfde kunnen zij als KONINGEN DER AARDE die hun eer en heerlijkheid, hun hulde brengen aan het Nieuwe Jeruzalem d.w.z. aan God en het Lam. De koningen van eindtijd zijn gedood en geoordeeld naar hun werken. Wanneer er in vers 24 gesproken wordt van KONINGEN DER AARDE is het vanzelfsprekend dat dit nieuwe koningen zijn.

 

Nooit zullen harmonie, welzijn, leven en heerlijkheid meer aangetast worden in het nieuwe paradijs. De tegenstander is voorgoed uitgeschakeld.

 

Terug naar: Inhoud