Goden van Licht en Duisternis?

Door: Franklin ter Horst. (Aangemaakt 1989) (Laatste bewerking: 18 januari 2022)

Er bestaan duizenden voorbeelden van oude technologiën over de kennis en wijsheid van beschavingen uit ons verleden. Veel van de oude technologische mysteries zijn vergeten, verloren in de pagina's van de geschiedenis, om pas millennia later opnieuw te worden uitgevonden. Er zijn wereldwijd honderden verbazingwekkende artefacten ontdekt die de oude technologiegeschiedenis van de toenmalige beschavingen weerspiegelen.Ook bestaan er talloze verslagen over contacten tussen de mensheid en de ‘anderen’Deze zijn zo oud als de grotschilderingen en de vroegste mondelinge overleveringen van het menselijk ras. De Chinezen, de Hindoes, de Ariërs, de Soemeriërs en de Egyptenaren vertellen over hun wolkenverschijningen en onafzienbaar is het aantal afbeeldingen van gevleugelde wezens in merkwaardige pakken. De ‘anderen’ hebben namen gekregen als inwijders, nephilim, boodschappers uit de ruimte, de stralenden, zonen van de hemel, meesters uit het heelal, wonderdoeners, engelen, sterrenvolk, demonen, duivels en ‘goden’. Door de hele geschiedenis heen zijn ze waargenomen en in duizenden boeken uitvoerig gedocumenteerd.

Bij praktisch alle oude volkeren bestaan overleveringen over voor hen onverklaarbare verschijnselen aan de hemel. Veel gezaghebbende verslagen uit de oudheid tonen aan dat de aarde reeds in de oudste tijden bezoek heeft gehad van ‘wezens’ die door de mensheid ‘goden’ werden genoemd. Men vindt ze overal op aarde terug op onder meer oude wandschilderingen. Soms als afschuwelijke monsters fantastisch uitgedost, het lichaam met schubben bedekt en met ogen waarmee ze bliksems konden slingeren, en muilen waaruit vlammen lekten.

Alle oude volkeren op aarde vertellen over hun wolkenverschijningen, over hun vliegende toestellen en de oorlogen die zij onderling zowel in de hemel als op aarde uitvochten. Schitterende schelpen vliegen over de aarde in de Mongoolse, Chinese, Japanse en Indiase overleveringen. Gouden barken en Dondervogels vlogen boven Noord en Zuid Amerika en zogenaamde valse sterren werden overal op aarde gezien als de brengers van dood en verderf. Als men deze mythen onbevooroordeeld aanschouwt dan ontdekt men een reëel reconstrueerbaar gebeuren.

Ancient and startling petroglyphs found: perhaps of Nephilim? – The End TimeDe indianen van Canada en Noord Amerika bewaren ook talloze herinneringen aan wezens die van de ‘sterren’ kwamen. Zo vertellen de Haiden-indianen op de Koningin-Charlotte eilanden in Canada, dat er eens in een ver verleden grote wijze mannen van de sterren kwamen op grote vurige borden. De Navajos vertellen over wezens die uit de hemel kwamen. De Sioux-indianen vertellen ‘dat vele manen ver in het verleden van hun voorvaderen’ een groot wiel uit de hemel neerdaalde.

Het straalde als vuur en vanuit de naaf schitterde het als sterren. De winden waaiden angstwekkend toen het machtige wiel op de Medicijnberg neerdaalde. Doodsbang renden de dorpsbewoners weg. Toen ze op een flinke afstand waren en omkeken, steeg het wiel weer op- als een wilde eend uit het struikgewas- en werd nimmer meer gezien. De indianen van de Noordwestkust kennen verhalen over enorme vliegende machines die onder water verbleven. De Tootoosh indianen bezitten overleveringen over wezens die in machtige Dondervogels naar de aarde kwamen. Dezelfde verhalen komen ook voor in oude Arabische teksten en bij de Maori’s in Nieuw Zeeland.

Ook in Azië bestaan indrukwekkende overblijfselen uit lang vervlogen tijden en verhalen die eeuwenlang bewaard zijn gebleven. Volgens overleveringen van diverse geïsoleerd levende volken, waren de eerste keizers in Azië godkoningen die uit de hemel neerdaalden, verbazingwekkende bovenmenselijke capaciteiten toonden en de macht overnamen. De buitenaardsen waren langer en indrukwekkender dan de mensen op aarde uit die tijd. Ze hadden in sommige gevallen lang blond haar, een marmerwitte huidskleur en opmerkelijke krachten die hen in staat stelden wonderen te doen. Zij toonden een zeer helder oordeel en wijsheid en waren begiftigd met uitzonderlijke organisatorische capaciteiten. Zij hadden de beschikking over vuurbollen en bliksemflitsen en bewogen zich langs de hemel voort in wonderbaarlijke rijtuigen.

In het oude China, het legendarische “Rijk van het midden”, bestonden heel wat meer dingen dan de geschiedenisboeken vertellen. Reeds omstreeks 2600 v.Chr. beweerde de geleerde Tsji-Po, dat de aarde rond was en gewichtloos in de ruimte zweefde. In China bestond niet alleen een hoogstaande cultuur maar ook de techniek en de wetenschap stond op een bijzonder hoog peil. Volgens Chinese overleveringen dankt de Chinese cultuur dit niveau voor een groot deel aan buitenaardse impulsen. Niet voor niets noemden de Chinese heersers zich “De zonen van de hemel”. Volgens vele Chinese legenden kwamen zij op vliegende draken gemaakt van glimmend metaal naar de aarde.

Deze hemelzonen voerden technieken in en introduceerden apparaten waarvan de primitieve aardbewoners versteld stonden waarvan de constructie onmogelijk voor rekening van de nog niet gemanipuleerde primitieve aardbewoners kon komen. Zo kende men een soort spiegel, zeg maar een soort röntgenapparaat, die als men ervoor ging staan, alle inwendige organen liet zien en de ziektes in het lichaam. Ging een patiënt voor de spiegel staan dan zag hij zijn spiegelbeeld binnenste buiten. En zo zijn er in het oude China ontelbare voorbeelden te vinden van apparaten met een zeer hoog technisch niveau. Het oude China onderhield nauwe betrekkingen met de hemelingen die de ‘Tchen-Jen’ werden genoemd.

Op verschillende piramiden in China zijn tekeningen gevonden met daarboven raadselachtige cilindrische voorwerpen die zich door de hemel voortbewegen met als passagiers menselijke wezens. De hemelwezens waren in staat door de lucht te vliegen ‘op de vleugelen van de wind’. Zij reisden langs de wolken van de ene wereld naar de andere en leefden op de sterren. De overleveringen vertellen dat het leven destijds lang duurde en zelfs de zwaarste rotsen zonder moeite konden worden opgetild. (levitatie)Volgens de verhalen volgden na de schepping van de mens een aantal "halfgoden"elkaar op als leiders van het volk.

Net als in Zuid-Amerika bestaan er ook in China kilometers lange gangenstelsels met enorme ondergrondse hallen. De overleveringen vertellen dat een labyrint van tunnels onder grote delen van Centraal-Azie doorlopen en onvoorstelbare wetenschappelijke geheimen bewaren van de Zonen van de Zon. Sommige Chinese overleveringen vertellen sciencefictionachtige verhalen. De oorlogen van de goden onderling werden gevoerd met verblindende lichtstralen, vuurdraken en vuurbollen, lichtende pijlen en bliksem. De oorlogvoerenden beschermden zich met onzichtbare sluiers en konden voorwerpen waarnemen die nog mijlenver weg waren.

In Juli 1961 ontdekte de Chinese archeoloog Tschi-Pen-Lao, in het "Dal der stenen" tijdens opgravingwerkzaamheden, grote delen van een onderaards grottenstelsel. De gangen, waarvan de wanden glad en geglazuurd waren, liepen onder een meer door. De archeoloog trof, ondanks het feit dat de gangen aardedonker waren grote aantallen tekeningen aan op de wanden. Hij trof nergens sporen van roet afkomstig van toortsen of iets dergelijks. Ook hier helpt de overlevering weer een handje want deze vertelt dat de makers van de gangen en de hallen, over een bepaalde energiebron beschikten die een groenachtig fluorescerend licht uitstraalde. Het was als het ware een soort kunstmatige zon, die zoveel licht gaf dat men zelfs planten ondergronds kon laten groeien. Ook in de Zuid-Amerikaanse overleveringen komen verhalen voor dat de bouwers van de gangenstelsels beschikten over een "Groen licht". De Chinezen vertellen dat de onderaardse gangen met behulp van stralen gegraven werden. Overal in China zijn reusachtige ruines te vinden die volgens de overleveringen dateren van voor de "Grote ramp met het water", zoals zij dat noemen.

De bouwers van deze steden behoorden tot een stam van supermensen die woonden in een stad op een eiland in de Gobi-zee. De huidige Gobiwoestijn was destijds voor een deel overdekt met water. De bewoners konden over grote afstanden met elkaar spreken en waren in staat de zwaartekracht rond hun lichaam op te heffen . Deze techniek pasten zij ook toe bij het verplaatsen van enorme steenblokken.

Op de grens van Rusland en China is een grottekening gevonden waarop een figuur te zien is in een soort ruimtepak met twee antennes op zijn hoofd. Daarboven is een vliegend voorwerp te zien wat een pluim rook uitstoot.

Grottekening van ca 2000 v.Chr.

Lhasa, de heilige stad van Tibet wordt ook wel de woonplaats van de goden genoemd. Er bestaat een manuscript waarin wordt verteld dat de eerste koningen van Tibet zonen waren van goddelijke meesters uit het heelal, die in de lucht konden lopen. Zij bleken in staat de zwaartekracht rond hun lichaam op te heffen.

Mensen aan de Noord-oostgrens van India hebben vele overleveringen bewaard waarin sprake is van ruimtewezens en aardbewoners die naast elkaar leefden. Hier verscheen en herverscheen een stoet van ‘goden/demonen’, de ene na de andere generatie. Een aantal ‘buitenaardsen’ koesterden vijandelijke gevoelens jegens de aardbewoners, terwijl anderen zich er juist op toelegden de mens te helpen en nieuwe wetenschappen bij te brengen.

De hemelse wezens, die de Hindoes kennen als Siddha’s werden bezitters van kennis genoemd en meesters van grote kunde. De oude Arische Indiërs noemden hun goden die uit de hemel kwamen, de Levas of Stralenden. Deze bezaten vliegende wagens die Vimana’s werden genoemd. Ze konden in de lucht stilstaan, onzichtbaar worden en zich rondom de aarde en ook daarbuiten begeven. De Indische teksten Ramayana en de Drona Parva bevatten gedetailleerde beschrijvingen van vliegende wagens die Vimana’s worden genoemd. De vertalers aan de Internationale Academie voor Sanskrietstudie in Myoore in India stelden vast dat er zestien metaalsoorten bij de bouw van de Vimana’s werden gebruikt waarvan er slechts drie bij ons op aarde bekend zijn.

Volgens de overleveringen waren de Vimana’s voorzien van vier sterke kwikzilverreservoirs om het toestel met grote snelheid te laten vliegen. De Samar, een andere Indische tekst, spreekt over goed gevormde gladde metalen machines met een lading kwikzilver, die onder geloei en aan de achterzijde vlammen uitstotend, wegspoot. In de Mausola Purva staat dat Cukra vliegend aan boort van een machtige Vimana, een projectiel slingerde op een drievoudige stad. Het projectiel was geladen, zo leek het, met alle kracht uit het heelal. Een lichtgevende kolom van rook en vuur werd na de enorme explosie zichtbaar, zo helder als tienduizend zonnen verhief het zich omhoog in een immense pracht.

De oude Indiërs aanbaden hemelse wezens die zij de Devas en ook wel de Stralenden noemden. Soms is er ook sprake van De Siddha,s. Deze worden de bezitters van kennis genoemd of meesters van grote kunde. De Hindoes vertellen dat de hemelingen zich vanaf de berg Longkapur in de Lohitvallei, over heel India en Tibet hebben verspreid. Het legendarische "Boek van Dzyan"een heilige Tibetaanse tekst staat vol vermeldingen over de Zonen des Hemels, die op aarde waren gekomen en zich vrouwen hadden genomen.

Zij namen vrouwen die er mooi uitzagen. Vrouwen van de gemoedlozen en de zwakhoofdigen. Ze brachten monsters voort, boosaardige demonen, mannelijke en vrouwelijke. Ze bouwden enorme tempels voor hun menselijke lichaam. Ze bouwden grote steden. Uit de uitgespuwde gloedmassa, uit de witte stenen van de bergen en de zwarte, stelden zij hun eigen beelden samen, ter grootte van hun lichamen. De eerste grote wateren kwamen. Ze verslonden de zeven grote steden. Na de watervloed kwamen nieuwe slangen (demonen) te voorschijn en sloten vrede met de vijfden (normale bevolking van na de zondvloed) en leerden en onderwezen hen.

In de Sanskrietteksten vindt men ook veel informatie over huwelijken van ‘goden’ met aardbewoners waarbij er kinderen worden verwekt. Afstammelingen van deze gevallen engelen bezaten de kennis van hun vader en beschikten tevens over de wapens van hun goddelijke vader. In de Ramayana staat dat de woestijnen op aarde zijn ontstaan door verwoesting met een verschrikkelijk wapen dat de goden bezaten. De beschrijving van deze wapens vindt men in het Indiase Epos de Mahabharata, het grote epos van de strijd van de nakomelingen van Bharata. Bharata is één van de Indische godheden uit een pantheon van vele duizenden hogere en lagere afgoden. De beschrijvingen van hun onderlinge gevechten zijn realistisch en indrukwekkend. Het is een klassieke vertelling van een oorlog waarin zowel mensen als ‘goden’ strijd leverden.

Het onbekende wapen is een stralende bliksem een alles verwoestende bode des doods die allen die behoorden tot de steden Vrisjni en Andhaka tot as liet vergaan. De verbrande lichamen waren onherkenbaar. Bij hen die ontkwamen vielen haren en nagels uit. Vaatwerk brak zonder verdere aanleiding aan stukken en de vogels in het veld werden geheel wit. In korte tijd was al het water en het voedsel vergiftigt. De bliksem zonk ineen en werd tot fijn stof. Het leek alsof alle elementen waren losgebroken. Verzengd door de gloed van het wapen leek het wel of de aarde wankelde in de hitte. Olifanten werden door de gloed verschroeid en holden eerst nog wild heen en weer. Het woeden van het alles verzengende vuur deed de bomen als bij een bosbrand in rijen omvallen. De lijken van de mensen en de dieren waren door de ontzettende hitte verpulverd en de mensen zagen er niet meer als mensen uit. Nadat alles eruit zag als na een enorme brand viel er plotseling een doodse stilte. Het was een afschuwelijk schouwspel. Nimmer hadden wij zulk een afschuwelijk wapen gezien en nooit eerder hadden wij van zulk een wapen gehoord.

Mahabharata

Archeoloog en schrijver uit de achttiende eeuw James Churchward, schreef al in 1883 een door hemzelf vertaald verslag uit de Mahabharata. Deze man wist niets van kernwapens en raketten want die waren er in zijn tijd nog niet. Toch staan er ook in zijn verhaal duidelijke aanwijzingen in het begruik van alles vernietigende wapens.

Wij zagen in de hemel wat ons een massale vuurrode wolk toescheen, gelijkend op de woeste vlammen van een fel vuur. Uit deze massa schoten vele brandende projectielen te voorschijn die alle kanten opvlogen en daarbij alles vernietigden. Wolken kolkten en brulden omhoog naar de hemelen en de wereld verzengd door de hitte van dat wapen verkeerde in koorts. Koele winden begonnen nu van alle zijden te waaien en toen ontwaarden wij die getuige waren geweest van het verbijsterende tafereel, alles. Totaal verbrand door de ontstellende kracht van het wapen konden wij de vormen en gestalten van de gevallenen niet eens meer onderscheiden.

In het boek Drona Parva, een onderdeel van de Mahabharata staat ook een verhaal over Kapilla’s Gloed dat 50.000 mannen op het slagveld, in enkele seconden tot as kon doen vergaan. Het verhaal vertelt verder dat vliegende speren zwaar versterkte steden totaal konden verwoesten. De ‘goden’ in dit verhaal strijden met vreemdsoortige wapens zoals de Narayana. Dit wapen vloog de lucht in en duizenden pijlen kwamen er als sissende slangen uit te voorschijn en vielen aan alle kanten op de tegenstanders neer.

In oude geschriften vindt men informatie over huwelijken van ‘goden’ met aardbewoners waarbij er kinderen worden verwekt. Dit soort teksten vertonen grote gelijkenis met die in het Bijbelboek Genesis.

Genesis 6:1-4 “Toen de mensen zich op aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees, zijn dagen zullen 120 jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd mannen van naam.”

In deze korte maar betekenisvolle bewoordingen spreekt de Bijbel over de Zonen Gods, de Nephilim. Nephilim is afgeleid van naphal ‘vallen’, en betekent letterlijk: ‘de gevallenen’. De apostel Judas omschrijft deze Nephilim als engelen. Deze groep werd door satan naar de aarde uitgezonden met als doel om samen te smelten met afstammelingen van Adam. Zo probeerde satan vanaf het begin om de uiteindelijke geboorte van de Messias (naar het vlees) te voorkomen. Het paren van menselijke (dierlijke) wezens met engelen resulteerde in hybride schepsels, boze geesten met mens/dierlijke lichamen. De Bijbeltekst uit Genesis 6 sluit naadloos aan bij wat in het Boek van Henoch hierover geschreven staat over de val van de engelen: 

Hoofdstuk 6: 1-2 “En het geschiedde, toen de mensenkinderen zich in die dagen hadden vermenigvuldigd, dat hen mooie en knappe dochters geboren werden. En de engelen, de zonen der hemelen, zagen hen en hun begeerte ging naar hen uit. En zij zeiden tot elkaar: "Komt, laten wij ons vrouwen kiezen uit de mensenkinderen en kinderen verwekken"!”

Hoofdstuk 7:1-2-3-4-5-6En zij namen zich vrouwen, en ieder koos er een voor zich uit, en zij hadden gemeenschap met hen en vermengden zich met hen, en leerden hen tovermiddelen en bezweringen, en maakten hen bekend met het snijden van wortelen en planten. Zij werden echter zwanger en baarden grote reuzen, wier lengte drieduizend el was (drie meter?)Deze verbruikten de gehele opbrengst van de mensen, totdat de mensen zich niet meer konden voeden.”

Ook bij de volken van het oude Mesopotamië was de kosmos vol ‘goden’. Gevonden rolstempels zijn voorzien van kogels aan de hemel. In de Soemerische hymnen en gebeden wordt ook melding gemaakt van goden die wapens dragen, die in hun vormgeving en uitwerking voor de toenmalige tijd volkomen onzinnig moeten zijn geweest. In vrijwel elk onderdeel van het bestaan ontwaarden zij schier onbegrensde vormen van bovennatuurlijk leven waarbij duivels en demonen een voortdurend gevaar opleverden. De priesters vreesden de ‘buitenaardse goden’ en het ontwaken van de ‘slapende godenzonen’. In de oude Soemerische geschriften is sprake van hemelse gezanten. Deze droegen namen als "De Hemelsen ", "De Ramani ", "De Hogen "en de aan de Schepper ontrouw geworden "Gabari "de aardgebondenen.

Deze hemelingen worden soms ook met de verzamelnaam "Annunaki "aangeduid wat zoveel betekent als zij die van de hemel kwamen. Vele sterrenkundigen hebben zich afgevraagd waar de Soemeriers hun fabelachtige kennis van de sterrenhemel vandaan hebben gehaald. Zij kenden de bewegingen van de sterren en de planeten en bepaalden de lengte van de dag tot op 0.2 seconden nauwkeurig .Daartoe is men zelfs tegenwoordig nog nauwelijks in staat. Spijkerschrift tabletten van de Soemeriers vertellen dat de goden hen allerlei wijsheid hadden gebracht, waaronder ook kennis van de sterrenhemel.

De tabletten vertellen ook dat de goden gebruik maakten van robotachtigen, soms aangeduid met draken en allesvernietigende wapens. Deze robotten bewaakten de gebieden waar de goden hun woonplaats hadden. In het Gilgamesj-Epos wordt zo,n metalen monster beschreven. Zijn naam is "Hoewawa "en hij bewaakte de cederbossen van het Amanusgebergte. Dat is de plaats waar de goden zetelden. Deze Hoewawa was een lichtend monster, noch mens, noch dier, noch god. Hij wist iedere indringer te verslaan, totdat hijzelf overwonnen werd door de krachtmens "Enkidoe ". Op een ander spijkerschrifttablet is het de godin "Inanna "die zich door zulke robots laat vergezellen. In de Griekse mythologie worden zij de Talos genoemd. Dit metalen monster beschoot ongewenste vreemdelingen met vuur en stenen.

In het Babylonische Gilgamesj Epos staan ervaringen als in de Mahabharata.Het schreeuwde ten hemel, en een antwoord brulde ten aarde, een bliksem lichtte, een vuur vlamde op en bracht dood en verderf. De hel verdween en het vuur ging uit. Alles wat door de bliksem was neergeslagen verging tot as. In Babylonische overleveringen is sprake van de Akpallus en van hen werd gezegd dat zij op aarde verschenen gedurende de regeringen van de koningen van het Ur de Chaldeeën. Volgens de geschiedschrijver Berossus hadden deze wezens het lichaam van een vis, twee hoofden onder elkaar, menselijke voeten en een vissenstaart. Overdag vertoonden zij zich aan de Babyloniërs, maar men zag ze nimmer eten. Zij leerden het volk schrijven, graan oogsten en de grondbeginselen van kunsten en wetenschappen. Na zonsondergang doken deze wezens in de wateren van de Perzische Golf. Het Dogonvolk in het Afrikaanse Mali kennen ook een goddelijk wezen met een vissenkop die zij "Nommo" noemen. Deze Nommo worden door de Dogon de "Instructeurs" en de "Meesters uit het water" genoemd.

Akpallus historias babilónicas sobre las enseñanzas de los dioses | Dogon,  Ancient astronaut theory, Ancient near eastAfbeelding Akpallus

 

De Babyloniërs zijn zich bewust geweest van de boze bedoelingen van de op vissen gelijkende wezens, want een oud Babylonisch geschrift zegt er het volgende over: Zeven zijn zij en zij leven in het diepste des Oceaans. Mannelijk zijn zij, nog vrouwelijk. Zij zijn gelijk een rondwoedende tornado. Geen vrouw hebben zij noch mannen en zonen kunnen zij niet bekomen. Zij kennen geen genade noch medelijden. Zij zijn als de strijdrossen op de top der heuvelen. De Bozen van Ea, troondragers der goden zijn zij. Zij bevinden zich op de wegen om de paden te besmeuren. Boos zijn zij, de Bozen. De hemel moge hen uitbannen’.

 

Ook de oude Egyptische teksten maken gewag van machtige wezens die met barken langs het firmament vlogen. Zie ook deze video. In de stad Sakkara werd in 1898 een voorwerp gevonden dat men het etiket vogel opplakte en in het Egyptisch Museum in Cairo onder dit trefwoord in de catalogus bijzette. Daar stond het voorwerp 50 jaar lang te midden van een schare andere Oudegyptische vogels te kijk. Pas in 1969 werd deze zogenaamde vogel weer eens aandachtig bekeken en stelde men vast dat hij naast vleugels ook een staartvin droeg zoals men dat bij vliegtuigen ziet. Tegenwoordig staat onbetwistbaar vast dat het om een vliegtuigmodel moet gaan. De voorkant van de neus, zowel als de einden van de vleugels en de romp zijn aerodynamisch gemodelleerd.

 

Oudegyptische vliegtuigmodellen.

Naast een schriftteken met de tekst “Pa-Diemen” wat geschenk van Amon betekend bezit het model nog een symbolisch oog en twee korte lijntjes onder de vleugels. Aeronautici hebben het getest en geconcludeerd dat het geschikt is om te vliegen, terwijl het in zijn proporties als ideaal is gekwalificeerd. Na deze sensationele ontdekking namen een groep technische onderzoekers ook de andere ‘vogels’ onder de loep en kwamen tot de vaststelling dat het ook hier om vliegtuigmodellen moest gaan. Vanaf 1972 zijn deze modellen te bezichtigen in het Egyptisch Oudheidkundig Museum.

Van de Egyptische god Ptah is bekend dat hij in een glanzende barnstenen hemelwagen verscheen. Een spijkerschrift tekst, gewijd aan de zonnegod Ra, verteld, Gij mengt u tussen sterren en maan. Gij trekt het schip van Aton de hemel binnen en reist onvermoeibaar langs hun baan lopende sterren. Een andere tekst vermeldt: "Van hoog uit de hemel kon Heru-Behutet de vijanden van zijn vader zien en hij achtervolgde ze in een grote gevleugelde schijf.

Een indrukwekkend monument dat nog steeds overeind staat is de Zonnepoort in Tiahuanaco Bolivia. De mysterieuze personages die op de poort zijn afgebeeld hebben vier vingers aan hun handen. Een van de inscripties vertelt het verhaal van ‘de moeder der mensheid’ die heel lang geleden, in een gouden ruimteschip van de sterren naar de aarde kwam. Ze had een kegelvormig hoofd en vanwege haar opmerkelijk grote oren, noemden de Inca’s haar Orejona. Aan haar handen droeg ze slechts vier vingers, inclusief de duim die door zwemvliezen verbonden waren en aan haar voeten droeg ze vier tenen. Diverse onderzoekers waren zeer verrast toen zij in de buurt van Tiahuanaco diverse schedels ontdekten die dezelfde vorm hadden als de die van Orejona. Deze schedels worden tentoongesteld in een museum in La Paz.

Zonnepoort in Tiahuanacu

Ook de Maya’s beweren op het hoogtepunt van haar beschaving contact met buitenaards leven te hebben onderhouden. Volgens James Churchward, schrijver van het boek "Het werelddeel Lemuria " stond het rijk van de Maya,s een tijdlang onder bestuur van wezens uit de hemel die men de "Katchina-wezens" noemde. Deze  Katchina,s komen ook voor in de overleveringen van de Hopi-indianen die heden ten dage nog leven in het zuidwesten van de Verenigde Staten. Deze indianen vertellen dat in de oude wereld wonderbaarlijke machtige mannen, geen echte mensen, maar geestelijke wezens leefden die van de sterren waren gekomen.Zij leerden de mensen vele dingen die van generatie op generatie werden overgedragen. De Katchina,s zouden ook kilometers lange onderaardse tunnels hebben aangelegd op een manier die voor normale mensen totaal onbegrijpelijk was.

In de Maya astronomie die onder meer is opgetekend in de Dresdener Codex wordt gewag gemaakt van oorlogen tussen de verschillende planeten. Ook is er een reptielachtig monster te zien dat aan de hemel verschijnt en in verbinding staat met de maan en water op de aarde spuwt. Verder zijn er figuren te zien met ingewikkelde hoeden en maskers op die in een soort duikerpakken gehuld zijn. Ondefenieerbare gestalten zijn in de weer met merkwaardige apparaten. In de Codex Parijs, een andere Maya codex is een vliegend voorwerp te zien dat voor de voortstuwing gebruik maakt van het licht. De macht van de zon is verbonden met het voortstuwings-mechanisme. Het toestel beweegt zich in de met sterren bezaaide hemel. In de Codex Madrid zijn afbeeldingen te zien van wezens in groteske rituele posities.

 

Op een van de afbeeldingen is verder een vlucht met een ruimteschip te zien dat van de Aarde op weg is naar Venus. Boven dit symbool is een tablet te zien met daarop het teken van Venus en een figuur dat op zijn rug twee bommen lijkt te hebben, voorzien van een vuurlont. In dit teken ontspringt een soort paddenstoel, die zich ontplooit als een wolk van een atoomexplosie. Dan is daar nog het Troano-manuscript. Hierin zijn fragmenten te zien van vliegende machines waarin figuren zitten die bezig zijn met de bediening van ingewikkelde apparatuur. Volgens sommige Maya legenden kwamen hun almachtige oergoden van de sterren en stonden deze voortdurend met hen in contact. De Hopi,s vertellen het bijzondere verhaal dat deze wezens ook door de lucht konden reizen op wat zij noemen "Patuwvotas".

De Ugha-Mongulala indianen die daar leven waar de Amazone-rivier begint, vertellen in hun "Kroniek van Akakor "dat de aarde door, wat zij noemen, "goden " werd gekoloniseerd in een tijd voor de tweede wereld catastrofe. (Zondvloed?) Zij vertellen hier het volgende over.

De mensen bogen zich eerbiedig voor de machtige vreemdelingen toen zij kwamen, want zij waren werkelijk machtig en onbegrijpelijk voor de gewone sterveling. Zij kenden de loop van de sterren en de wetten van de natuur. Waarlijk, de hoogste wereldwet was hun bekend. De tempelsteden die zij bouwden, zoals Akakor en de wonderbaarlijke onderaardse woningen zijn voor het volk van de Mongulala, altijd een raadsel gebleven. Hun bouwwerken getuigen van een hogere kennis, onbegrijpelijk voor de mensen. Zij hadden magische stenen om in de verte te zien. Zij waren waarlijk machtig.

De Kroniek van Akakor behoort als mythe en sage van een oud volk tot de meest verbazingwekkende geschriften der mensheid.Dat ze tot nu toe onbekend is gebleven ligt aan haar karakter van ’geheim boek’ en aan de totale isolatie van dit Zuid- Amerikaanse oervolk, de Ugha Mongulala.De Kroniek schildert de geschiedenis van de Mongulala vanaf hun ontstaan tot nu. Deze geschiedenis omvat zo’n 12.000 jaar.Alle data, feiten en informaties zijn gebaseerd op de geschreven geschiedenis van de Mongulala, de Kroniek van Akakor. Het origineel hiervan is in oeroude hiëroglyphen gesteld en op vellen van dieren en later op perkament opgetekend. Karl Brugger geldt als een specialist op het gebied der Indianen.

Oude legenden van de Australische Aborigines, spreken van "Zonnegoden" die uit de hemel kwamen. Zij beweren dat hun voorvaderen hun beschaving te danken hadden aan hemelse wezens die zij Baiame, Daramulun en Benjil noemden. Over het algemeen gebruiken zij voor deze wezens de verzamelnaam "De Wandjina". In het woestijngebied van westelijk Australië zijn afbeeldingen van deze wezens in de rotsen gekerfd. De tekeningen stellen in lange mantels geklede reuzen voor. De onderzoeker George Grey ontdekte in 1838 in een grot in het gebied van Kimberley Ranges, een fresco met de afbeelding van een man van drie meter lang. Het zou hier gaan om een Wandjina.

De Wandjina

De Aborigines vertellen dat er een barbaars gevecht plaatsvond tussen de ‘goden’onderling waarbij de ‘Zonnegoden’de strijd wonnen door gebruik te maken van hitte. De Nieuw-Zeelandse Maori,s spreken van goden die zij de " Uenuku "noemen. In 1905 is een beeld van dit wezen ontdekt in het Ngarotomeer nabij Hamilton. Dit beeld met een lengte van 2.63 meter, zou de exacte lengte zijn van de Uenuku.

De Maori,s beweren dat een uit de hemel afkomstige god met de naam Zane een geweldige strijdt te voeren had tegen een groep opstandelingen die zich niet aan zijn gezag wilden onderwerpen. Er ontbrandde een oorlog in de hemel waarbij Zane zijn tegenstanders met de bliksem sloeg. Tane dwong ze naar een wereld in de duisternis (de aarde) af te dalen om tot in alle eeuwigheden in twijfel te leven.

De waarheid is dat geen enkele mythe uit het niets is ontstaan. Op onze wereld bestaat niets sprookjesachtigs. Wat de oude kroniekschrijvers bericht hebben kwam niet uit een macabere fantasie voort zoals velen geloven. Wat ze overgeleverd hebben was ooit werkelijkheid. Geesten hebben geen wapens en de ‘goden’ waren wezens van vlees en bloed. Alles wat wonderlijk lijkt valt te verklaren als men bereid is de overleveringen van de oude volken te zien vanuit het Bijbels perspectief. Het lijkt er op dat het verschijnen van allerlei bijzondere wezens op aarde in oude tijden rechtstreeks te maken had met de gevallen engelen. In het boek van Henoch staat dat deze engelen, vele gestalten konden aannemen waarmee ze de mens misleiden. De mensen wisten niet dat het demonen waren en vereerden hen als goden. Alle zogenaamde goden en goddelijke helden die overal op aarde in de overleveringen van de oude volken voorkomen zijn gevallen engelen en hun nakomelingen. Zij vertegenwoordigden de macht van de duisternis,zowel voor als na de zondvloed. Zij belichaamden de demonische machten van deze wereld, vandaag terug te vinden in het satanisme, in de demonologie, in de zwarte magie, in de ufologie en in allerlei andere soortgelijke cultussen en sekten die kwaadaardigheid, wanorde, vernietiging en wreedheid propageren.

Gehanteerd Overige bronnen: Peter Kolosimo, De onbekende planeet/ Aarde zonder tijd/ Schaduwen op de sterren. Uitgeverij Hollandia Baarn. Zarkon, Kosmonauten op de Sinaï. Uitgeverij Gradivus B.V. ’s Gravenhage. Adolf Schneider. Besucher aus dem All. Herman Bauer KG, Freiburg. Erich von Däniken, Die steinzeit war ganz anders. C.Bertelsman Verlag GmbH, Múnchen 1991. Erich von Däniken, De terugkeer van de goden/Zijn wij godenkinderen? Uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ancient Skies nummer 4 1981. Peter Krassa, Met vurige wagens, Meulenhoff, Baarn. John A.Keel Onze belaagde planeet, Uitgeverij J.H.Gottmer, Haarlem 1973. Robert K.G.Temple Het mysterie Sirius, Uitgeverij J.H.Gottmer,Haarlem 1978. Robert Graves, The Greek Myths, Penquin Books, Londen 1962. Het boek van Henoch. Robin Collyns Ruimtekolonie Aarde, Loeb&van der Velden, Amsterdam. Richard .E. Mooney Goden van Licht en Duisternis, Meulenhoff ,Baarn. C.N. Dougherty, Valley of Giants, The latest Discoveries in Paleontology, Cleburne, Texas 1971. Erich von Däniken, Profeet van het verleden, Van Holkema & Warendorf, Bussem. Harold Osborne, South American Mythologie, Londen 1967. Vincent Scully, The Earth, The Temple and the Gods, brocure Yale Universiteit Press, 1962. James Wellard, Lost Worlds of Africa, Hutchenson, Londen 1967.  

    Jezus komt

 

Franklin ter Horst

Terug naar: Inhoud