Verloren stammen van Israël

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 9 november 2011) (Laatste bewerking: 14 augustus 2019)

Na het wapenstilstandsverdrag van 1949, aanvaarde de Knesset een wet waarin elke Jood het recht kreeg zich in Israël te vestigen (de wet op de terugkeer).  Zo werden onder meer op basis van deze wet tijdens de geheime ‘Operatie Mozes’(1984), ‘Operatie Salomo’(1991) en ‘Operatie Duivenvleugel’ (2011), duizenden Ethiopische Joden (Falashmura) naar Israël gebracht, mede omdat ze vaak onder zeer moeilijke en soms gevaarlijke levensomstandigheden verkeerden in vluchtelingenkampen in Addis Abeba en in de noord-Ethiopische stad Gondar.  Thans leven er ongeveer 100.000 in Israël. Met de komst, begin september 2013, van 450 Falashmura uit Ethiopië is de operatie ‘Kanfei Jona’ (duivenvleugel) afgerond. Met 'Operatie Mozes' werden 8129 Falashmura ingevlogen, tijdens 'Operatie Salomo' waren dat er 14.324 en tijdens operatie ‘Duivenvleugel’ 7846. De voorzitter van het Joods Agentschap, Natan Sharansky, verwelkomde de laatste nieuwkomers met de woorden: 'Na 2800 jaar in de diaspora zijn jullie eindelijk thuis. Welkom!' Voor de resterende Joden wordt een immigratie (aliyah) alleen verwerkt in individuele gevallen. De Israëlische regering wil ook de overige Joden die nog in Ethiopië verblijven naar Israël brengen.

 

Ethiopische Joden in het Israëlische leger.

De Israëlische overheid heeft namelijk toestemming gegeven aan 9100 Ethiopische Joden om naar Israël te komen, verspreid over een periode van vijf jaar. Het gaat om Ethiopiërs die afstammen van Ethiopische Joden die zich in de achttiende en negentiende eeuw bekeerden tot het christendom, meestal onder druk. Daarom worden deze Ethiopiërs niet als Joden gezien, en kunnen ze geen aanspraak maken op de Wet op Terugkeer. Maar velen hebben familieleden die destijds na uitgebreid onderzoek door Israël konden aantonen dat zij afstammen van Joden die zich gedwongen hebben bekeerd.

De stap naar Israël zal voor de meesten hoe dan ook niet makkelijk zijn. De levenstandaard in Ethiopië is vele malen lager dan in Israël. Voorzieningen als stromend water en internet zijn zo goed als nieuw voor hen.

Volgens de opperrabbijn Ovadia Yoseff zijn de Falashmura afstammelingen van de verloren stam Dan.  Ethiopische overleveringen vertellen dat zij afstammen van de Israëlieten die met Baina Lehkem (Ibn al-Hakim) naar Ethiopië kwamen. Baina Lehkem betekent ‘zoon van de wijze man’.  Volgens de Ethiopische traditie zou hij de zoon zijn van Salomo en de koningin van Sheba .

Nakomelingen van Manasse

 

Ook keren er nakomelingen van de in 722 voor Christus naar Assyrië gedeporteerde stam van Manasse naar het land van hun voorouders terug. Zij leven na een eeuwenlange trektocht door Irak, Afghanistan en Zuid-China, thans in de grensgebieden van Nepal, Birma en India waar zij in grotten woonden. Tegenwoordig spreekt men in India nog steeds over de ‘de grotbewoners’ hoewel ze al lang in huizen wonen. Hoewel niet iedereen het er in Israël mee eens is dat de Bnee-Menasje werkelijk tot de stam Manasse behoren, is sinds 2009 op basis van historisch en antropologisch onderzoek overtuigend bewijs geleverd dat ze wel degelijk tot de nakomelingen zijn van Manasse behoren. Vanaf dat moment konden ze als oliem chadasjiem naar Israël komen.

 

Rabbijn Eliyahu Avichail die van zijn zoektocht naar en de terugkeer van de tien verloren stammen van Israël zijn levenswerk heeft gemaakt, ging in 1979 op zoek in de grensgebieden van India en Birma. Daar bracht hij een aantal maanden door bij het Shinlung- of Kukivolk, dat zichzelf Bnei Menasha noemt. Hij was hier getuige van wat de stam het ”Chapcha Khutfeest” noemde. De rabbijn raakte ervan overtuigd dat dit feest het Joodse Pascha was.

 

De stam vierde dit feest in de maand maart en de feestelijkheden duurden zeven dagen. De stam leeft in bergachtige, vaak schier onbegaanbare gebieden en de feestelijkheden begonnen met het aanleggen van een nieuwe weg door de bergen. Toen rabbijn Avichail het stamhoofd vroeg naar de reden hiervan, kreeg hij tot zijn verbazing te horen dat de nieuw aan te leggen weg de uittocht uit Egypte moest vergemakkelijken. In de vroege morgen van de eerste dag van het feest verzamelden alle stamleden zich in de deuropening van hun woningen, om hier gehaast hun maaltijd te nuttigen. Avichail kreeg te horen dat de stam deze maaltijd ”Chlawag Hnawt” noemde. Op de vraag naar de precieze betekenis hiervan zei het stamhoofd dat hij die ook niet wist. Hij wist wel te vertellen dat zijn stam  dit ritueel al sinds mensenheugenis viert, en dat het iets betekende dat in grote haast moest gebeuren omdat de voorvaderen onder druk stonden om Egypte te verlaten.

Diezelfde avond was Avichail getuige van een ritueel dat hem volledig overtuigde. De priester van de dorpsgemeenschap, in feestelijke witte kleding gehuld, slachtte in het midden van het dorp een offerdier en verzamelde het bloed zorgvuldig in een schaal. Vervolgens begon hij een rondgang door het dorp waarbij hij het bloed op de deurposten van de woningen aanbracht. Een speciale commissie van rabbijnen onder leiding van opperrabbijn Shlomo Amar begon in 2005 een onderzoek naar de oorsprong van deze Bnei Menashastam, en besloot om ze officieel als één van de stammen van Israël te erkennen. Sindsdien is de stichting Shavei Israël onvermoeibaar in de weer om de in India, Nepal en Birma levende stamleden voor te bereiden op hun komst naar Israël. De ervaringen van Avichail werd in 1999 verfilmd in ”The return of the lost tribes”. Hillel Halkin, columnist van The New York Sun, reisde meermalen met Avichail naar India en schreef over zijn ervaringen in 2002 een boek, getiteldAcross the Sabbath River  ”. Avichail is ook de oprichtter van de stichting  Amishav  (Mijn volk keert terug), door hem in 1975 opgericht. Tussen 2005 en 2007 kwamen er al 1500 van hen naar Israel. De Israëlische regering zette vervolgens een stop op de migratie, maar kwam daar in de loop van 2012 op terug.In februari 2017 kwamen er 102 van hen terug en in november 2017 volgden nog eens 162. Er wonen nu nog zo’n 7000 nakomelingen van Manasse in het noorden van India. Ook zij zullen ooit naar het land van hun vaderen terugkeren.

Bnei Menasse

 

Afrikaanse Lemba stam blijken eveneens Joodse wortels te hebben

Ongeveer vijftigduizend leden van de Lembastam in het centrale deel van Zimbabwe geloven dat zij afstammelingen zijn van een Jemenitisch Joodse stam.  De Lemba is terug te voeren op een groep die zo’n 2500 jaar geleden uit Judea naar Senna in Jemen trok, en na enige tijd naar Afrika verhuisde onder leiding van een man die in de mondelinge overlevering ‘Buba’- volgens sommigen een verbastering van Juda- wordt genoemd. Lemba was trouwens ook een plaatsje in het Heilige Land.

Een test heeft aangetoond dat zij inderdaad van Joodse of Semitische herkomst zijn die tot op tweeduizend jaar terug gedateerd kunnen worden. Leden van de priesterfamilie hebben het uitzonderlijke Joodse priestergen in hun Y-chromosoom dat overeenkomt met dat van de Joodse priesterlijke geslachtslijn-Cohen (de kohaniem) Prof. Tudor Parfitt directeur Joodse Studies aan de School of Oriental and African Studies in Londen bestudeerde de Lemba enige jaren en schreef daarover het boek Journey to the Vanished City.

Parfitt was 6 maanden onder de Lemba en zag hun manieren die vergelijkbaar waren met de oude traditionele Joodse rituelen zoals het ritueel slachten van dieren en het zich onthouden van het eten van varkensvlees. Ook onthouden zij zich van andere levensmiddelen die in de Thora verboden zijn en zijn alle mannelijke nakomelingen besneden.  In het artikel staat verder nog, dat de stam een mondelinge traditie kent, die overeenkomt met die van de Joden van vroeger. Zij dragen traditionele hoofddeksels, die op de Joodse kippa lijken en vertellen af te stammen van zeven mannelijke Joden die ca 2500 jaar geleden getrouwd zouden zijn met Afrikaanse vrouwen. Zij bezitten een replica van de Bijbelse Ark van het Verbond, terwijl hun gebed een mengeling is van Hebreeuws en Arabisch. Op hun grafzerken staan zelfs Davidsterren! De Lemba hebben ook 12 stammen, met inbegrip van een priesterlijke clan. Veel van de Lemba zijn christenen en sommige moslim.

Parfitt vertelt ook nog dat de Lembastam een heilige gebedstaal heeft, die Hebreeuws en Arabisch met elkaar verbindt. Dat zou erop kunnen duiden dat hun wortels in Israël en Jemen liggen. In de traditionele verhalen van de Lemba komt een heilig voorwerp voor, dat ‘ngoma lungundu’(donderende trommel) wordt genoemd, en door Mozes gemaakt zou zijn. Parfitt denkt dat daarmee de nagemaakte ‘ark van het verbond’ bedoeld wordt. Er wonen tegenwoordig ongeveer 70.000 Lemba in Zuid-Afrika. Ondanks hun Joodse wortels zijn velen van hen christen of moslim.

 

De Lemba

 

De Igbostam in Nigeria

 

Eze Chukwuemeka is koning van de Igbostam, waartoe maar liefst 32 miljoen mensen behoren. Op zijn Facebookpagina beschrijft hij zichzelf als  een directe afstammeling van Eri, de zoon van de Bijbelse patriarch Gad. De Igbo zijn in de praktijk christen, maar noemen zichzelf ‘Joden.’De graven van de Igbo zijn voorzien van een davidster. Ook de koning draagt dit Joodse symbool regelmatig. Ook hier was de studie van de Bijbel medebepalend voor de geestelijke verandering in de richting van het Jodendom. Een andere factor die bij de verandering een rol heeft gespeeld is de teleurstelling over de koloniale machten die het westerse christendom vertegenwoordigen.

 

Arabieren die Joden blijken te zijn

DNA-onderzoek in de laatste jaren wijst ook op een relatief nauwe verwantschap tussen Joden en  Arabieren. Van de Arabieren die zich bewust zijn van hun Joodse afkomst, zijn er maar weinig die daar openlijk voor uit  durven te komen. “Jarenlang hebben we geleerd dat het Joodse volk was uitgewaaierd naar alle vier windstreken. En toen vonden we opeens een mogelijke waarheid in onze eigen achtertuin” aldus Tzvi MiSinai de Israëlische historicus, auteur en computer specialist. Een Arabier vertelde op de Israëlische Tv dat zijn vader hem op zijn sterfbed het geheim had toevertrouwd  dat zijn familie van Joodse afkomst was.  Een andere Arabier vertelde dat zij van generatie op generatie geweten hebben van Joodse afkomst te zijn.

Het is een algemeen geaccepteerd feit dat de meeste Joden het land hebben verlaten na de opstand van Bar Kochba in 135 na.Chr. Velen zijn echter gebleven en hebben later al dan niet geforceerd het islamitische geloof aangenomen. Volgens rabbijn Dov Stein, lid van de Sanhedrin, hebben studies uitgewezen dat maar liefst 85 procent van de Arabieren  in Israël Joodse voorouders hebben, maar dat het merendeel van hen daar geen idee van heeft. De grote meerderheid van de Arabieren die leven in de gebieden die onder controle staan van het PLO-bewind in Ramallah, blijken echter af te stammen van resten van Joodse families die erin slaagden te ontkomen aan deportatie in de voorbije 2000 jaren, of keerden terug naar de gronden nadat ze werden verdreven toen de Joden in het Heilig Land de ene nederlaag na de andere leden, van de Romeinse vernietiging van de Tempel tot aan de Kruistochten en door honger, armoede en oorlog door de Middeleeuwen.” Velen van die nakomelingen van oude Joodse families bekeerden zich al dan niet vrijwillig tot de Islam. [bron: JPost] Vandaag besluiten ze terug te keren naar het Judaïsme. Uit vrees voor vervolging door Hamas en andere terreurgroepen in de PLO-gebieden beoefenen veel van hen het Judaïsme in het diepste geheim in hun huizen of verhuizen naar Israël. Klik ook hier.  

Volgens Tzvi MiSinai lijken vele Arabieren in Samaria en Judea op Joden. Bij sommigen is zelfs een mezoeza in huis te vinden. Deze feiten zijn niet nieuw. De vroegere Joodse leiders David Ben-Gurion en Yitzchak Ben-Tzvi schreven in een boek 100 jaar geleden: Wanneer wij onderzoek zouden doen naar de oorsprong van de Arabieren dan zal ongetwijfeld duidelijk worden dat er Joods bloed door hun aderen stroomt.Ze moesten kiezen voor hun geloof of hun land en hebben voor het laatste gekozen.”

De Israëlische historicus-auteur en computergeleerde Tsvi Jekhorin MiSinai

In een dorp ten zuiden van Hebron, woont Muhammed Amsalem, een nakomeling van Spaanse Joden. Hij vertelde aan Aharon Granot van het blad Mishpacha dat iedereen in het dorp weet dat hij en zijn familie Joden zijn. “Van onze ouders hebben wij gehoort dat onze voorouders na de Spaanse Inquisitie in de 15e eeuw via Marokko naar het aloude moederland zijn gekomen. Zij waren in eerste instantie in Ramle terecht gekomen waar ze door de  Mamalukken waren gedwongen zich tot de islam te bekeren. Daarna zijn ze naar Hebron verhuisd. Ook zij houden er allerlei Joodse gebruiken op na. Nadere onderzoeken hebben aangetoond dat in diverse dorpjes nabij Hebron Arabische families deel 1  Arabische families deel 2  het heel normaal vinden om in geval van ziekte de Joodse tefilin (gebedsriemen) te leggen. Een Arabier vertelde dat  hij zijn kinderen had uitgelegd hoe ze de Tefilin moesten aanbrengen in tijden van ziekte of moeilijkheden.

Bedoeïnen die Joden blijken te zijn

 

Tsvi MiSinai nam een Tv-ploeg mee naar de Sawakabedoeïnen in de Negev –en Sinaïwoestijn. Hoewel van de Bedoeinen  doorgaans eerder een afstamming uit het Arabische schiereiland wordt verondersteld was de verrassing groot dat ook zij er diverse Joodse gebruiken op na houden. Deze stam van bijna vierduizend man steekt geen vuur aan op de Sjabbat. De Ta’amrastam van de bedoeïenen hebben getrouw een plaats voor een kaars op elk graf. Ook besnijden ze de mannelijke baby’s na zeven dagen, wat in strijd is met het islamitische geloof. De Arabieren van het dorpje Yatta verbouwen wijn. Niet bepaald een moslimberoep, want wijn drinken is niet toegestaan in de islam. De leider sprak zelfs perfect Hebreeuws. Terwijl zijn gezicht was bedekt voor de camera om niet herkent te worden zei hij Wij hadden eeuwen geleden geen andere keus dan ons tot de islam te bekeren; ik herinner mijn moeder en grootmoeder die de Sabbath vierden en ook een  mikvehhadden.

 

Zijn de Taliban afstammelingen van de Israëlieten?

 

Een aantal wetenschappers in Israël geloven dat de Taliban in Afghanistan afstammen van Efraim. De Israëlische overheid heeft een beurs verstrekt aan een wetenschapper uit India om onderzoek te doen naar de vraag of de Taliban in werkelijkheid een van de  ‘verdwenen’ stammen van Israël vormen. Het Technion-Israël Institute of Technology in Haifa gaat het bloed onderzoeken van zowel hedendaagse Joden als leden van de Taliban. Men hoopt er op die manier  achter te komen of de Taliban inderdaad tot de stam Efraim behoren. Ook de Pathanen, een groep van vijftien miljoen soennitische moslims in Afghanistan en Pakistan, hebben unieke Joodse gebruiken en definiëren zichzelf als ‘Zonen van Israël’.

 

In een bolwerk van de Taliban in het noorden van Afghanistan zijn Hebreeuwse manuscripten gevonden. Hieruit blijkt dat een joodse gemeenschap duizend jaar geleden in dat deel van Afghanistan woonde. De manuscripten mochten volgens joodse wetten destijds niet worden weggegooid omdat de formele naam van God erop vermeld stond. In de manuscripten wordt melding gemaakt van commerciële activiteiten langs de Zijderoute, die Europa met het Oosten verbond. Ook worden er tal van Joodse namen in genoemd.

 

Zelfs in Japan zijn er mensen die beweren tot de stammen van Israël te behoren. Opmerkelijk is, dat een aantal gewoonten, gebruiken en andere zaken die deze mensen hebben, zoals bepaalde stenen, een staf en een kruik, terug te brengen zijn op het jodendom. Zij hebben hierin een verwijzing naar de gebroken stenen tafelen van Mozes, de staf van Aaron en de kruik met manna uit het Heilige der Heiligen van de tabernakel.

In de legendenschat van de Chinese geschiedenis komt men in oude overleveringen ook het bestaan van Joodse nederzettingen tegen. In de stad Kái-Feng-Foe bijvoorbeeld, stond een synagoge die herhaaldelijk is afgebrand en weer is opgebouwd. Ook is er een Hebreeuwse inscriptie bewaard gebleven: Miehsje (Mozes) was een leraar van de Tjing Tjau (ware religie) wiens Tao en Tê volmaakt waren. Ook wordt er gesproken over “ming”wat correspondeert met de Hebreeuwse Godsnaam, Hasjem. Bijzonder is ook de volgende tekst: Yi is (onzichtbaar)-Sji is (onhoorbaar)- Wei is (ongrijpbaar). Dit Yi-Sji-Wei wordt door verschillende Chinese filosofen in verband gebracht met de God van Israël. In Ká-Feng-Foe leeft een kleine gemeenschap die hun joodse identiteit niet hebben verloren. Deze Ká-Feng-Foe joden zouden zo’n 1000 jaar geleden vanuit Perzië via India naar China zijn getrokken. Het was een Italiaanse priester die deze gemeenschap op het spoor kwam. Jongeren van deze groep zeggen Aliyah naar Israël te willen maken.

 

Terug naar:  Inhoud