De vierentwintig oudsten en de vier dieren

 

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 6 oktober 2017)

 

Openbaring: 4-1-2-3 “Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zei: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten. En die er op gezeten was, was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien en smaragd gelijk.

 

Johannes vervolgt hier wat in Openbaring 1:19 ook al omschreven is. “Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en het hetgeen na dezen geschieden zal”. Hoofdstuk 4 begint met de woorden “na deze dingen”. Johannes hoort opnieuw de stem als een bazuin, die hem de opdracht geeft om op te klimmen naar de hemel. De geopende deur in de hemel is het eerste wat Johannes ziet. Het wijst op een uitnodiging om binnen te komen. De deur die Johannes ziet is geopend met een bepaalde bedoeling want hij moet door die deur de hemel binnengaan. Hij ziet wat er zich in de hemel afspeelt. Voor hem wordt de hemel pure realiteit. Hij hoort een bazuinstem die hij ook al eerder gehoord had, de stem van Jezus. Hij krijgt een bevel “Klim hierheen op”. Het is een bevel, een opdracht. De deur in de hemel is voor hem geopend, om hem te tonen wat “na dezen”geschieden moet. Wat hij te zien krijgt is de eindtijdbeslissing, het eindgericht. De maat is vol. Alles moet ontmaskerd worden en dat wordt aan Johannes getoond. De ontmaskering van satan en al zijn trawanten. Al zijn vreselijke instrumenten, de dood en het dodenrijk en dat de oude draak gegrepen wordt.

 

Het moet voor Johannes geen gemakkelijk opdracht zijn geweest om op te schrijven wat hij zag, er waren immers nog geen aardse woorden uitgevonden om alles voor de latere generaties aardbewoners goed leesbaar te maken. Maar gelukkig wordt hij daarbij geholpen door de Heilige Geest. Johannes raakt overweldigd door het allesomvattende beeld van de troon van God zelf. Hij spreekt van “iemand”, die op de troon gezeten is, maar het is duidelijk dat dit God Zelf is. Hij omschrijft Gods Majesteit als “van aanzien de diamant en sardus gelijk.”De sardus was erg bekend in Bijbelse tijd omdat hij altijd in zegelringen gebruikt werd. De smaragd was vroeger een symbool van de lente.

 

Johannes omschrijft Gods Majesteit als van aanzien een diamant gelijk.

 

In het vervolg van deze tekst ziet Johannes rondom Gods troon nog 24 andere tronen staan, waarop 24 oudsten zaten, die in witte klederen gekleed waren en met een gouden kroon op hun hoofd. De oudsten zijn in de Bijbel altijd mannen met gezag en autoriteit. In het Nieuwe Testament zijn de ouderlingen onder de Joden de oversten van het volk. Ze worden als zodanig in geen enkel ander Bijbelboek vermeld. In Jesaja 24:23 staat wel, dat God als koning zal regeren en dat er heerlijkheid zal zijn ten aanschouwen van Zijn oudsten. Hier wordt echter hun aantal niet vermeld. De tekst, die het meest in de buurt komt van Openbaring 4:4 is Matthéüs 19:28, waarin Jezus tegen Zijn discipelen zegt: “Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten!”   

 

Hier is echter sprake van 12 en niet van 24 tronen. In 1 Kronieken 24:1-19 en 25:1-31, is sprake van priesters alsook van zangers en muzikanten die in 24 dienstgroepen zijn verdeeld om dienst te verrichten in de tempel. De 24 oudsten worden in Openbaring 4:4 en 5:8-11 eveneens als priesters, zangers en muzikanten voorgesteld met hun witte klederen, de schalen vol reukwerk, de citers en het zingen van een nieuw gezang. Diverse onderzoekers zijn daarom van mening dat de 24 oudsten zowel de (gemeente) van het Oude als die van het Nieuwe Verbond vertegenwoordigen, dus alle gelovigen! Ze zijn in “witte klederen”gekleed, als teken dat zij heiligen zijn. De ouderlingen in het troongezicht van Openbaring 4 zijn met de levende wezens de hooggeplaatsten in de hiërarchie der hemelse wezens bij de troon van God. Het feit dat zij verheven zijn tot een plaats in tegenwoordigheid van God, laat zien dat zij verheerlijkt zijn. Ze zitten op de tronen: zij hebben dus reeds deel aan Gods belofte om als koningen te heersen.

 

De zeven Geesten Gods

 

Openbaring 4:5-6 En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven geesten Gods.

 

Johannes ziet en hoort bliksemstralen, stemmen en donderslagen, dingen die bij mensen over het algemeen angst oproepen. Deze bliksemstralen, stemmen en donderslagen komen in Openbaring herhaalde malen voor en steeds in heviger mate. Alle drie deze elementen zijn nauw verbonden met het oordeels- en gerichtenkarakter. Zij lijken hier te duiden op de opkomende storm van Gods gramschap over de wereld.

 

Hoe lang gaat het nog duren voordat Gods gramschap over de aarde komt.

 

Ook zag hij vanuit Gods troon zeven Geesten Gods als brandende fakkels met zeven hoorns en zeven ogen uitgezonden over de gehele aarde. Met het getal zeven wordt de volheid van de Heilige Geest aangegeven. In Openbaring 1:20 en 3:1 is ook sprake van zeven sterren. Hier betreft het de engelen der zeven gemeenten; die door Jezus geplaatst zijn bij de zeven kandelaren, de zeven gemeenten. Zij zijn dienaren om te zenden, en Hij geeft hen de geestelijke toerusting tot welzijn van de gemeenten. De Heilige Geest werkt gewoonlijk door de dienaren, en hun dienst zal niet krachtig zijn zonder de Heilige Geest in zijn zevenvoudige volheid. Daarom wordt er in Openbaring 4:6 gesproken over de zeven Geesten Gods. Bij de genoemde fakkels is er geen sprake van vreedzaam licht, maar symbool van gericht, die tenslotte de wereld in vuur zal zetten. Fakkels zijn symbolen van gericht over de vijanden en behoud van het volk Gods. De Gideonsbende overwon de Midianieten met fakkels in de hand. (Richteren 7:16-20).

 

De vier dieren

 

Openbaring 4:6 “En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk.” Dit komt ook voor in andere Bijbelgedeelten. Over de kristalheldere zee, waarop de Here troont, wordt ook in Exodus 24:9-11 geschreven, waar Mozes, Aäron, Nadab, Abihu en de zeventig oudsten van Israël de berg beklommen. Waar zij “de God van Israël” zagen, alsof onder Zijn voeten een plaveisel lag van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid. De “glazen zee kristal gelijk”wordt meestal verklaard als een beeld van de door Gods ingrijpen tot rust gekomen mensheid. Een reinigingsvat, dat doorschijnend is, zodat alle eventuele verontreiniging van het water onmiddellijk te zien is. Hierin lijkt tot uiting te komen dat allen die tot dit hemelse heiligdom zullen worden toegelaten, volkomen gereinigd zijn, gewassen in het bloed van Christus.

 

Openbaring 4:6-8En midden in de troon en rondom de troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren. En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een rund gelijk, en het derde dier had een gelaat als van een mens, en het vierde dier was een vliegende arend gelijk. En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels, en waren rondom en van binnen vol ogen, en zij hadden dag noch nacht rust, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.”

 

Vervolgens ziet Johannes vier merkwaardige wezens, die hem volkomen onbekend voorkomen, hoewel hun aanblik wel sommige herkenbare trekken vertoont. Johannes had er de nodige moeite mee om ze te omschrijven. Ze leken in vele opzichten ook op de wezens die Ezechiël zag, als inleiding op de gezichten die hij te zien kreeg. Volgens Ezechiël moet het om cherubs gaan. (Ezechiël 1:10-20). Een groot aantal onderzoekers beschouwen dit als een duidelijke aanwijzing dat ook de vier dieren in Openbaring als cherubs moeten worden beschouwd. Wel is er verschil van mening over de vraag, of de cherubs om Openbaring engelen zijn of hooggeplaatste verheerlijkte mensen in het ambt en de functie van cherubs. Cherubs komen meerdere malen voor in de Bijbel. Zo bewaakten zij de toegang tot de hof van Eden. Ook stonden zij op het verzoendeksel van de Ark des Verbonds en waren zij geborduurd op het voorhangsel van de tempel.

 

Hier staan de cherubs op het verzoendeksel van de Ark des Verbonds.

 

Overal waar iets over deze cherubs te lezen valt in de Bijbel, zijn zij het nauwst van alle geschapen wezens aan de Here verbonden. Zij staan beschuttend voor Hem, dragen Hem en Zijn troon. Uitgezonderd de gemaakte cherubs in het Heilige der Heiligen, zijn de levende cherubs altijd voorgesteld als wezens met “aangezichten van dieren”. Tussen die aangezichten is steeds het gezicht van een mens. Het schijnen dus zeer belangrijke wezens te zijn omdat zij “in en rondom”de troon van God worden gezien. Ze dragen als het ware de troon van God, evenals de cherubs in Ezechiël. In werkelijkheid spelen zij een rol ten aanzien van het uitverkoren volk Israël. Het “midden”van de Troon spreekt ervan dat zij nauwer dan enig ander schepsel aan de Troon verbonden zijn, nauwer nog dan de vierentwintig oudsten. De symboliek en de gedaante van de vier dieren ofwel de vier levende wezens is terug te vinden in de vier banieren ofwel veldtekenen van de Israëlieten. Zo was het veldteken van Juda een leeuw, want er staat geschreven: “Een leeuwenwelp is Juda; hij kromt zich, legt zich neder als een leeuw of als een leeuwin; wie durft hem opjagen?” Genesis 49:9.

 

Efraïm droeg het beeld van een rund als veldteken, want over hem zegt de profeet: “Ik hoor Efraïm steeds klagen: U hebt mij geslagen om mij als een wilde stier te temmen.”(Jeremia 31:18). Het teken van Ruben was een mensengestalte, en van Dan een adelaar. Voor een deel zijn deze tekens gebaseerd op Genesis 49:2-27 waar Jakob zijn zonen zegent. Deze vier groepen waren dus rond de Tabernakel opgesteld. Zij dienen God door alles. Dit beeld van de vier banieren die het gehele volk Israël vertegenwoordigen komt terug in de profetie van Ezechiël 1 waar hij vier dieren ziet. In vers 10 zegt hij: “Wat hun aangezichten betreft, die geleken bij alle vier ter rechterzijde op dat van een mens en dat van een leeuw; bij alle vier ter linkerzijde op dat van een rund; ook hadden alle vier het aangezicht van een arend.” Ook Johannes ziet deze vier dieren dus voor de troon van God in Openbaring 4:7: “En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een rund gelijk, en het derde dier had een gelaat als van een mens, en het vierde dier was een vliegende arend gelijk.”

 

Klik hier voor de “De verzegelde boekrol en het Lam”

 

Terug naar: Inhoud