De satan veroordeeld

 

Door: Franklin ter Horst (Aangemaakt: 02-04-2019)

Met dank aan het Bijbelstudieteam Jur van Calkar en Simonida Dijkhuis-Nijhof voor hun medewerking aan deze Bijbelstudie.

 

Openbaring 20: 7-8-9-10 “En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden.”

 

Deze tekst maakt duidelijk dat het Duizendjarig rijk voleindigd zal worden. Er staat niet “voorbij zijn”. Het woord “voleindigd” wijst op een volheid, de volheid van een bepaalde bedeling in het heilsplan van God. Het Duizendjarige rijk vormt een specifieke heilsfase in het Koninkrijk Gods: de heerschappij van Jezus/Yeshua en de gelovigen, zowel Israël als de gemeente, over de volken. Nergens staat dat de duivel als vorst van deze wereld terugkeert en dat het messiaanse Koningschap van Jezus/Yeshua eindigt. De veroordeelde duivel moet als een misdadiger openbaar gemaakt worden. Zijn bevrijding uit het “huis van bewaring” dienst slechts zijn laatste openbaring.

 

Het Duizendjarige vrederijk wordt afgesloten met een laatste grote volkerenopstand in de wereldgeschiedenis tegen Jezus/Yeshua en Jeruzalem, die door de satan georganiseerd zal worden. Nadat de duivel 1000 jaren gebonden is geweest, zal hij weer voor een korte tijd worden losgelaten waarna hij nog één keer de volken van de aarde zal verleiden. De mens heeft immers nog zijn oude natuur en zal zich opnieuw laten verleiden. De mensen zullen opnieuw in staat worden gesteld om een keuze te maken tussen Jezus/Yeshua en satan. Er zullen tijdens het Duizendjarig Rijk nog heel wat mensen geboren worden, van wie velen zich kennelijk niet zullen bekeren. Velen uit de volken zullen slechts gehoorzaamheid veinzen.

 

Psalm 18: 45 “…nauwelijks hadden zij van mij gehoord, of zij gehoorzaamden mij; vreemden veinsden onderdanigheid tegenover mij.”

 

Zij veinzen omdat zij niet openlijk tegen God in opstand durven komen; maar in hun hart zullen ze Hem haten, ómdat wat het vlees bedenkt, vijandschap is tegen God:

 

Romeinen 8:7 “Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet…”

 

Opmerkelijk dat dit zelfs tijdens het vrederijk onder de meest ideale omstandigheden zal gebeuren. Ook zonder invloed van satan zal de mens er niet beter op worden. De minste verleiding zal volstaan om dat te bewijzen, wanneer satan aan het eind van de duizend jaren losgelaten zal worden. In de uithoeken van de aarde treft satan nog grote aantallen ongelovigen aan. Hun getal is als het zand van de zee. De opstandelingen verzamelen zich ‘tot de oorlog’ met dezelfde gevoelens van haat en geweld die kenmerkend is voor Gog in Ezechiël van wie ze het morele karakter overnemen.

 

Dit is de allerlaatste opstand van de volken en van satan, want God zal hen allen vernietigen, zoals Hij van tevoren herhaaldelijk heeft beloofd. Geen enkele vijand van God en van Zijn volk- niet één, ook satan en zijn demonen niet- zal aan deze door God aangekondigde vloek ontkomen. Dan zal blijken dat er ondanks de zegeningen van het vrederijk, nog steeds onwilligen zijn die zich tegen God verzetten. Want nadat satan weer is losgelaten blijkt dat er geen sprake is geweest van volledige gehoorzaamheid. Satan mag zich zelfs verheugen in een onverwacht grote aanhang. Zodra satan weer op het toneel verschijnt, laten de volken zich ertoe verleiden om te proberen de heiligen en getrouwen van de aardboden weg te vagen.

 

Deze laatste opstand dient slechts om de volkomen boosheid en onverbeterlijkheid van de langdurig gebonden satan aan te tonen en tevens om de onverbeterlijke geveinsden te ontmaskeren, die zelfs na de zegenrijke regering van Jezus/Yeshua op aarde de duisternis liever hebben dan het licht. Zij worden eenvoudig in één flits verslonden door het oordeelsvuur en satan wordt dan in de vuurpoel geworpen. Dit laatste optreden van satan is slechts bedoeld om de volkomen overwinning van Jezus/Yeshua aan te tonen.

 

De volkeren, die satan weet te verleiden, worden aangeduid onder de namen van Gog en Magog. Het gaat hier om legers die opkomen over de volledige breedte der aarde. Deze Gog en Magog zijn niet dezelfde als in Ezechiël 38-39. Het is ondenkbaar te veronderstellen dat Israël aan het einde van het Duizendjarig rijk niet zou weten dat God hun God is. Alleen daarom is het reeds onmogelijk de Gog –en Magog-profetie van Ezechiël te betrekken op de Gog-en Magog-profetie uit Openbaring. De legers van deze Gog uit Ezechiël worden verslagen op de bergen van Israël en daar ook begraven, terwijl het leger van Gog en Magog uit Openbaring, ogenblikkelijk wordt verteerd door vuur uit de hemel. Bij de eerste Gog wordt Satan niet direct genoemd, bij de laatste Gog is hij de drijvende kracht. In Ezechiël zal Israël zeven maanden nodig hebben om de lijken op te ruimen. In Openbaring 20:9 verslindt het vuur allen en blijft er niets substantieels van Gog en Magog over.

 

Een klemmende vraag is, hoe het mogelijk geacht moet worden dat na een zo lange periode van heilrijke messiaanse regering, sommige aardbewoners nog verleid kunnen worden over de breedte van de aarde. Dit geeft de indruk dat ondanks alle zegeningen die de heerschappij van Jezus/Yeshua en de Zijnen op aarde aanbrengt, er toch bij bepaalde volken nog ongehoorzaamheid wordt gevonden. Zij zijn gedwongen te buigen voor de ijzeren scepter. Het is mogelijk dat er ook volken zijn die hun vroegere heidendom blijven koesteren en maar voor de schijn zich in de duizendjarige heerschappij voegen. Daar zijn aanwijzingen voor in de profetie, die alle uitwerkingen en varianten zijn op Psalm 2:

 

Psalm 2:12 “Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen!”

 

Het ligt voor de hand dat zulke volken, of delen van volken, in de loop van het Duizendjarig rijk een wrok opbouwen en dat satan, eenmaal ontbonden, een rijpe oogst vindt om te verleiden. Maar het vuur uit de hemel verslindt hen. Zij worden verslonden, dat wil zeggen, er blijft letterlijk niets van hen over. Geen begrafenis zoals bij de Gog-aanval op Israël, en geen aasvogels die de menigte lijken van Harmágedon, de maaltijd Gods, verslinden. Van satan lezen wij nog dat hij in de vuurpoel geworpen wordt, waar ook het beest en de valse profeet zijn. Daar worden zij dag en nacht gepijnigd in alle eeuwigheden. In enkele sobere bewoordingen wordt hier het onbeschrijfelijk lot van de duivelde drie-eenheid vermeld. Het is opvallend dat bij het eindgericht over de opstandige volken na de duizend jaren volstaan wordt met de mededeling over hun lichamelijke einde. Ook is het gedaan met satan. Hij werd eerst voor duizend jaar in de afgrond gebonden en tenslotte wordt hij in de poel van vuur en zwavel geworpen.

 

Welke reden zal satan verzinnen om de volkeren zo ver te krijgen dat zij weer zo oorlogzuchtig zullen zijn. De tijd zal uitwijzen hoe dit zal plaatsvinden. In ieder geval vertrouwt men daarbij toch niet op God, integendeel verzet men zich in grote ongehoorzaamheid tegen Zijn macht. Ook dan kunnen de volkeren niet zeggen, dat zij niet gewaarschuwd zijn. Deze waarschuwing is dan al duizenden jaren van tevoren opgeschreven. Het komt trouwens niet eens aan een strijd toe. Door het simpele feit dat God met vuur de opstandige meute vernietigt. Voor de duivel is het nu definitief afgelopen: hij moet tot in alle eeuwigheden de antichrist en de valse profeet gezelschap houden in de poel van vuur en zwavel.

 

Terug naar: Inhoud